strook grond afwisselend van 8 tot 14 Meter breedte;
doordat verder in het midden van het gebouw een binnen«
plaats van ongeveer 39 X 27{ M. is aangebracht, wordt
overal ruimschoots licht en lucht verkregen.
De gebouwen zelve beslaan eene oppervlakte van onge«
veer 4350 M 2. De gevels zijn in Hollandsche renaissance
uitgevoerd, welke keuze heeft gemaakt, dat in het uitwen«
dige een alleszins rüstig en deftig karakter werd verkregen.
De gevel aan den Leidschenweg is over eene lengte van
circa 63^ M. symmetrisch ten opzichte van de middendeur
ingedeeld, terwijl zieh rechts daarvan een toren verheft en
links twee woningen voor inwonend personeel aansluiten.
Deze woningen zijn in denzelfden bouwtrant gehouden
maar lager en minder groot van afmetingen, waardoor de
indruk wordt gegeven, dat zij, ofschoon wel tot de munt«
gebouwen behoorende, met het eigenlijk bedrijf niet te
maken hebben. De rechtervleugel, die zieh längs het Mer«
wede«Kanaal uitstrekt, is gedeeltelijk in 2 verdiepingen
opgetrokken, aansluitende op het hoofdgebouw; hetfabrieks«
gedeelte is slechts eene verdieping hoog. Zoowel de linker«
vleugel als de achtergevel zijn eenvoudig behandeld, daar
zij niet aan den openbaren weg zijn gelegen, en op den
duur door bebouwing van de omliggende terreinen aan
het oog onttrokken zullen worden.
Van de drie ingangen aan den voorgevel is de middelste
het rijkst versierd met beeldhouwwerk in de omlijsting der
deur. Eenige figuurtjes, mandjes met geld dragende, her«
inneren aan de bestemming van het gebouw, terwijl het
wapen van Nederland en dat der Oost«Indische«Compagnie
er op wijzen, dat hier zoowel voor het moederland als
voor de Kolonien de noodige munten geslagen worden.
De rechterdeur heeft tot versiering eene omlijsting van
de wapens der elf provincien en dat des Rijks, terwijl ten
slotte de linkeringang zeer een«
voudig is gehouden. Deze laatste
vormt den toegang voor het per«
soneel der fabriek.
Bij de beschouwing van den
platte«grond valt onmiddellijk de
zeer regelmatige verdeeling in
het oog. Van de genoemde lin«
ker« en rechterdeur loopen twee
evenwijdige gangen ter breedte
van 3,20 M. naar den achtergevel,
slechts onderbroken door tocht«
deuren voör de ingangen. Deze
gangen zijn weder onderling ver«
bonden door eenen voorgang
Fig. 88. Rechter-ingang van
door het hoofdgebouw en eenen
’s Rijks Munt.
achtergang door het fabrieksgedeelte.
Door het geheele gebouw zijn de vloeren der gangen met
granito gedekt en zijn de aangrenzende opgaande muren
voorzien van een lambriseering van glazuursteen. Dezelfde
lambriseering treft men ook in verschillende werklokalen aan.
De middendeur geeft door een tochtportaal toegang tot
eene ruime vestibule, waarvan de overwelfde zoldering
gedragen wordt door zestien zandsteenen kolommen. Recht
tegenover den ingang bevindt zieh de twee«vleugelige
hoofdtrap, geheel in zandsteen uitgevoerd. De groote
vensters in het trappenhuis geven ruimschoots licht in de
vestibule en daarop aansluitende gedeelten van den voorgang.
Aan het rechter«gedeelte van den voorgang bevinden