noemd, ontslaan J) «so veel angaet de gage die zy van
de Stadtswegen genieten». Daarmede was de toestand
geschapen, zooals hij tot het begin der 19e eeuw zou
duren; de munt was proyinciale munt geworden; wilde
de stad kleine pasmunt laten slaan, dan kon zij daarvoor
met den provincialen Muntmeester en de controleerende
ambtenaren (waardijn, essaieur) eene overeenkomst sluiten,
gelijk zij meermalen heeft gedaan.
In de ongeordende toestanden, welke reeds zoo lang op
het gebied van het muntwezen hadden geheerscht, kwam,
na de afzwering van Philips II, bij de vestiging onzer
Republiek, niet aanstonds veel verbetering. Wel begreep
men dat er naar eenvoudiger muntstelsel, naar grooter
deugdelijkheid en uniformiteit der circuleerende specie*
soorten moest worden gestreefd, en vooral ook naar meer
eenheid in de uiteenloopende waardebepalingen. Reeds bij
de Pacificatie van Gent wordt op de noodzakelijkheid van
verbetering gewezen en bij de Unie van Utrecht wordt
uitdrukkelijk verklaard (art. 12) :
«dat alle voorsz. Provincien gehouden sullen syn, zieh
«metten anderen te conformeren int stuk van der munte,
«te weten in den cours van den gelde, naer uytwysen
«sulcker ordonnantien, alsmen daer op metten aldereersten
«maken sal; de welcke d’een sonder d’ander niet en sal
«mögen veränderen.»
Een der eerste eischen was beperking van de te groote
vrijheid in het vervaardigen van munt, en reeds spoedig,
dadelijk na Leycester’s komst, werd, bij het belangrijk
plakaat van 4 Augustus 1586 (op naam van Leycester)
een poging gedaan tot vermindering van de talrijke munt*
plaatsen tot één enkele in elke provincie :
Alzoo omme te voorzien op de ongeregeltheden in ’t stuck van
der IVlunte binnen de geunieerde Nederlandsche Provincien ge»
causeert door de jegenwoordige Oorloge ende licentie des tydts,
hooch noodich is een generale ende algemeene ordre ende regule
ghestelt te werden, niet alleene opten cours van den gelde, maer
oock op de Pollicie ende discipline betreffende d’exercitie van de
Munte ende Muntslach___
Soo ist, dat w ij bij advyse ende bewillinge van de Generale
Staten der Vereenichde Nederlandsche Provincien, mette Majest. van
Engelandt gecontracteert hebbende, als Gelderlandt, Vlaenderen,
Hollandt met Wests Vrieslandt, Zeelant, Utrecht ende Vrieslandt, met
welk Tractaet, die van OversYssel sich gheconformeert ende gegeven
hebben onder onser Gouvernemente, volgende ’t Accordt met ons
dien aengaende gemaeckt ordonneren bij dezen,___
(art.) XXVII.
In den eersten, dat van nu voorts aen gheduyrende de jegens
woordige Oorloge ende sonder prejuditie van yemants gerechtigheyt
oft dat eenige der voorsz. Provincien haer immermeer met dese
tegenwoordige Ordonnantie sal mögen behelpen, tot conservatie van
haer recht, possessie oft prutentie om munte te slaen oft munten,
in elck der voorsz. Provintien, mette Koninckl. Majest. ghecontracteert
hebbende, als Gelderlandt, Hollandt met WestsVrieslant, Zeelant,
Utrecht ende Vrieslant, niet meer dan een Munte sal wesen, ende
geopent worde. Ende opdat alle deselve Munten sal ghehouden
werden eenen eenparigen voet, in ghewichte, alloye ende pryse der
jegenwoordige Ordonnantie, ende den Instructien in conformiteyt
van den selven te maecken bij den Generaeis van der Munte, nae
den welcken die particulière Muntmeesters ende andere Officieren
respectivelyck hen sullen hebben te reguleren.
(art.) XXVIII.
Verklärende alle andere Muntsplaetsen binnen den voorsz. Pros
vincien, ende Officieren van dien, als Generaeis, Muntmeesters,