meldende Philips II, Koning van Spanje en Heer van
Utrecht, aan de
andere bevattende
de spreuk «Con=
cordia res parvae
crescunt», bene*
vens het wapen
van Utrecht.
Het «Coninck*
Fig. 19. >/«e Philipsdaalder 1581 (gesl. te Utrecht). . l y k e M a j e s t e i t s »
vestigd geweest aan het einde van de Mmunut*n tgoef bSoaucwksitse geeg*,
Fig. 20. De Munt aan de Muntsteeg (genomen van den platte-grond van Braun).
1. Nobelstraat, 2. Cellebroederstraat, 3. Munt- of Sacksteeg, 4. Munt,
5. Ambachtstraat, 6. Kromme Nieuwe Gracht.
een destijds doodloopend zijstraatje van de Nobelstraat; het
grensde aan de Kromme Nieuwe Gracht. Van gebouw of
inrichting is niets meer bekend; wat men van plaats en
ligging nog weet, is af te leiden uit de berichten omtrent
de slopping van het gebouw in het midden der volgende
eeuw. (Fig. 20 is een gedeelte van den platte-grond van
Utrecht van Braun van 1572; de teekening in Liefland’s
«Utrechts Oudheid», plaat 31, is klaarblijkelijk hiernaar
genomen.)
Opmerkelijk is het zeker, als bewijs van de activiteit
der stadsregeering, dat het de stad is geweest, die aanstonds,
toen de strijd tegen de Spaansche heerschappij ter nauwer*
nood was ontbrand, trachtte op den muntslag invloed uit
te oefenen en dit eerst op bescheiden wijze, nl. door in
de geregelde behoeften aan klein geld te voorzien, reeds
spoedig echter een poging doende om zieh een ander recht
toe te eigenen.
Reeds einde 1577 *) werd aan Jacob van Asch, Schepen,
en Henrick van Zuylen, Raet, opgedragen met den Munt*
meester (Henrick Joosten van Dompselaer) te bespreken
op welke voorwaarden hij de munt van stadswege zou
willen bedienen.
Op 4 December van dat jaar besloot men (zeker op
advies van den Muntmeester) om den bekenden advokaat
der Staten, Floris Thin, naar Brussel te zenden met het
verzoek om de munt te gebruiken «bij provisie om cleyn
gelt te mögen munten». De persoon van den afgezant
-wijst er op dat men van de zijde van de provincie in den
aanvang geen bedenking had tegen de plannen van de stad.
Vermoedelijk is de reis van den advokaat naar Brussel
overbodig geweest; immers reeds op 23 December 1577