
GAREX ERICETORUM P0LL.1S18.
CAREX ERICETORUM PolliüL
Heide- Sekgras.
Hoogduitsch: Heide-Segge.
Engelsch: Heath Carex.
Bloeit: April—Mei.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXL O. III. Monoecia Triandria.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Monocotyledoneae. O. Cypëraceae.
Geslachtskenmerken : Zie Deel XII, N°. 961.
Soortelijke kenmerken : Rhizomate stolonifera; foliis linearibus, acutis planis, firmis scabriusculis;
spicula mascula solitaria oblonga paleis fuscis membranaceis margine delicate ciliatis , spiculis femineis 2
approximatis ovalibus sessilibus, bracteis amplexicaulibus brevibus membranaceis, fructibus pubescentibus
obovatis rotundatis rostello brevissimo truncato imposito, paleis obovatis obtusissimus ciliatis.
Worstelstok met uitloopers ; bladen lijnvormig, spits toeloopend, vlak, stevig, eenigzins ruw; mann. aartje
alleenstaand , langwerpig, met bruine, vliezige, aan den rand fijn gewimperde schubjes ; twee vrouwelijke aartjes
, digt bijeen, eirond, ongesteeld, voorzien van stengomvattende, korte, vliezige schutblaadjes; vruchtjes
zacht behaard, omgekeerd-eirond, tot rond overgaande, met een zeer. korten bek, korter dan de omge-
keerd-eironde, stompe, bruine, witgerande en fijn gewimperde schubjes.
Onderscheidt zich van C. verna Vill. (Fl. Bat. XV, N°. 1193), voornamelijk door de stompe en gewimperde
schubjes. C. approximata AU. C. ciliata Willd C. menibranacea Hopp.
Verklaring der Afbeelding: a. aartjes; b. mannelijke schubjes; c. id.; d. vrouw, schubje\ e. id.;
f. vruchtje; g. bovenste gewimperde rand van het schubje (vergroot).
Groeiplaats. Dennebosschen, drooge, zandige plaatsen. Europa, Kaukasië, Siberië, Midden- en Oostelijk
Duitschland, Oostenrijk, talrijk; Midden- en Oostelijk Frankrijk, Zwitserland; zeldzaam in Rijnpruissen en in
Engeland; in Italië alleen op de Alpen; Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland. Ontbreekt in Ierland,
in Zuidelijk Frankrijk en Spanje; in België slechts eenmaal gevonden.
Nederland. Drooge heidestreken. — Deze soort is hier te lande.in het voorjaar van 1877 ontdekt op de
hooge heide achter het station Asselt (Veluwe), door den Heer Kok Ankersmit , die de exemplaren ter
afbeelding in de Flora heeft aangeboden.