
CENTAÏÏREA SOLSTITIALIS L.
Zomer ^.Distel.,
Hoogduitsch: Soramer-Flockenblume.
Engelsch: St. Barnaby’s Thistle.
B lo e itJulij—Aug. $.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XIX. O. III. Syngenesia Polygamia Frustranea.
Natuurlijk Stelsel : Yasculares Dicotyledoneae. O. Compositae.
Geslachtskenmerken : Zie Deel II , N°. 88, X. N°. 788.
Soortelijke Kenmerken : Caule stricto ramoso cum ramis rigidis alato araneoso-canescente; foliis
tomentosis canescentibus, radicalibus lyratis, caulinis linearibus integris decurrentibus; capitulis terminalibus
solitariis, involucri subglobosi lanati foliolis palmatö-spinosis, spina intermedia valida capitulum superante j
flosculis luteis.
Stengel opgerigt, takkig, evenals de stijve takken met een grijsachtig vilt bekleed; bladen viltig grijsacbtig;
de onderste liervormig, de stengelbladen lijnvormig, gaaf, afloopend; bloëmhoofdjes eindelingsch , alleenstaand
; blaadjes van het rondachtige omwindsel handvormig-gestekeld; middelste stekel groot, buiten het
bloemhoofdje uitstekend; bloempjes geel. Calcitrapa solstitialis Lmk.
Verklaring der afbeelding: a. bloemhoofdje; b. id. doorsnede* c. schub van het omwindsel; d. vruchtbaar
bloempje (uit het midden); e. onvruchtbaar id. (uit den rand); f. vruchtje (door de dubbele haarkroon
gekenmerkt).
Groeiplaats. Woeste^ schrale gronden, aan wegen, op bouwlanden. Deze plant is inheemsch in Perzië;
Syrië, Caucasië, Gri'èkenland en van daar door zijn stekelige bloemen verspreid over Zuid- en Midden-Europa i
waar zij gewoonlijk op bouwlanden voorkomt. In Zuid-Frankrijk is zij een lastig onkruid; noordwaarts
wordt zij zeldzamer en hoofdzakelijk op klaver- en luzerne-velden gevonden. In Noord-Duitschland en Engeland
is zij onbestendig.
Nederland. Tot dusver alleen in Zeeland op luzerne-akkers aangetroffen. Z. Beveland (V. d. Bosch), Walcheren
(Walraven). Het afgebeelde exemplaar is in 1880 door den heer Walraven bij Nieuwland gevonden.