
... -
CORÏÏÏÏS MAS L.
Kornoelje.
Hoogduitsch: Kornelkirsche.
Engelsch; Male Cornel. Dogwood.
Bloeit: Maart—April, t)
Stelsel van Linnaeus : Cl, IV. O. I. TetraSdria Monogynia.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. O, Corneae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel II, N°. 132.
Soortelijke kenmerken : Arborescens ramis junioribus adpresse pilosis tandem glabris, foliis ovatis
acuminatis, floribus praecocibus involucrum 4 phyllum subaequantibus, petalis lanceolatis reflexis, drupa el-
liptica umbilicata.
Boomachtig. Jóngere takken aangedrukt behaard, later kaal; bladen eirond, spits toeloopend; bloemen
zeer vroeg, ongeveer evenlang als het vierbladig omwindsel; bloembladen lancetvormig, teruggebogen; steenvrucht
elliptisch, genaveld.
Verklaring der afbeelding ; a. bloem ; b. id. doorsnede; c. vruchtbeginsel; d. vrucht; e. nootje; f. doorsnede.
Groeiplaats : In boschrijke streken op kalkgronden. Inheemsch op de gebergten van Klein-Azië en Zuiden
Midden-Europa. In Noord-Europa veel aangeplant en verwilderd. Volgens Wirtgen zou hij nog wild voorkomen
bij Coblenz langs den Rijn, volgens Crépin ook in oostelijk België.
Nererland. In Limburg waarschijnlijk wild en verder hier en daar verwilderd. Het exemplaar op onze
afbeelding voorgesteld, vond ik in 1871 onder Bennebroek, op de gronden genoemd de Hartekamp, van den
heer B. A. Baron van Verschuer.
MBiirMrr .Jütetev aJ sL ; 33S