
SCUTELLARIA C O L UM A E All. Var.
Glidhruid van Columna.
Hoogduitsch: Columna’s Helmkraut.
Engelsch: Tall. Skull Cap. Heart-leaved Skull Cap.
Bloeit: Junij—Sept. 4«
Stelsel van Linnaeus : Cl. XVI. O. I. Didynamia Gymnospermia.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. O. Labiatae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel IX, N°. 652.
Soortelijke kenmerken : Caulibus elatis simplicibus vel paree ramosis pubescentibus, foliis breviter pubes- centibus petiolatis, a basi truncata vel subcordata ovato-oblongis vel acuminatis grosse crenatis, racemo umla- terali demum elongato laxo patule glanduloso, foliis floralibus basi angustate villosis ovatis acutis, corolla
purpurascente pubescenti-viscida calyce sextuplo longiore, nuculis granulatis.
Var. foliis floralibus Stengels opgerigt, ocnavlyercde eferldu ctoiffe row eaineqigu anvteibrtuask tv,e l zlaocnhgti obreibhuasa.r d; bladen kort- en zac.ht.h.ang, gesteeld, met geknotten of eenigzins har tvormig-afloopenden voet, eirond-langwerpig of spits toeloopend, grof gekarteld; bloemtros eenzijdig, later lang en los opgroeijend, met uitstaande klierhaartjes; bladen van den bloemtros (schutbladen) aan den voet versmald, eirond, spits, harig; bloemkroon met gebogen voet opstijgend, purperachtig, met kleverig zachte haartjes, zesmaal langer dan de kelk; nootjes gekorreld.
DVeer wscohretiedlesntohke idis mduent , scshchuutbinla denen v, edritea ketv;e nd el asntegn ogef lsla nzigjenr vziiejrnk adnanti gd, e1 v—ru3c hvtokeetl kh,oog, meest donker violetkleurig;
de bladen zijn dun, dofgroen, zacht behaard; de kelk neemt in grootte toe gedurende den bloeien is ten laatste langer dan het bloemstengeltje. De schutbladen zijn bij den type korter, bij onze verscheidenheid lanOgenrz ed panla ndte wvirjukct hdtkoeolrk .h aDree blalonegme ksrcohount bilsa d2e—n 3a f cvenant. dlaenn gt,y paaen, bdees ckhereelv benre eddo ouri tBloopend. entham in D. C.Prodr. XII, 419, en komt overeen met de aldaar opgegeven variëteit P Sibthorpii met lange schutbladen. Syn. S. altissima Hamilt. non L. De afbeelding in Curtis Bot. Mag. N°. 2548 onder S. altissima, komt met onze plant overeen. Waarschijnlijk kunnen ook tot S. Colümnae gebragt worden S. pereqrina Sm. non L,,, o. pallida Guss., S. Gussonii Ten., S. peregrina foliis Lamii Cup. Zie Bertoloni Fl. ltal, VI. 246. De afbeeldingen bij Columna, eTcphr. 489, Allioni, Flor. Ped. I. p. 40 t. 84 f. 2 vertoonen breedere en stompere bladen dan onze plant; die van S. peregrina Sibth. et Smith , Fl. Graeca, VI, p. 66, t. 582 was tot mijn leedwezen
nieVt etrewr anmtiej nseoro rbteesnc hizkikjnin: g.S . altissima L. (S. commutata Guss., S. Colümnae Host, S. peregrina WT . vK .\), onbehaard,
met Vb korter, bleekblaauwe bloemkroonen en S. peregrina L. met nederliggende of kruipende stengels en Vb korter bloemen. Tot de variëteit S. peregrina L. p Sibthorpii, vermeld door Boissier,
FloBr.e rtOorilëonnt. i I(VF,l o6r.8 7I t.k aVnI , o2n4ze6 )p lzaengtt dduast ndiee te xgeembrpalgatr ewno rvdaenn .S. Colümnae AU. uit de Florentijnsche bosschen lange schutbladen hebben, doch acht dit geen reden tot soortelijk verschil. Welligt heeft de belangrijke ontwikkeling van den kelk tijdens de bevruchting invloed gehad op het verschil bij de auteurs omtrent de telgVen der schutblaadjes. Wij hebben dus gemeend onze plant te moeten beschouwen als een variëteit. erklaring der afbeelding: a Bloem; b id. doorsnede; c kelk (van voren), d tros met .rijpe
vruchtjes; e vruchtkelk; ƒ id. doorsnede; g nootje.
Groeiplaats. S. Colümnae groeit op boschachtige velden in Zuid-Europa, geheel Italië, Sicilië, Cyprus, in Griekenland, Turkije, Servië, Dalmatië, zeldzaam in Hongarije, en eindelijk zeer talrijk in de omstreken vanZ eePra rwijasa, rsicnh ijndlei jkb osissc hzeinj vdaana rB oseudloegrtn ev, elVe injcaernenn esv, eMrweiulddeornd .e nV oDlgreenusx . SGodron. weet Hort. Sub. Lond., is zij in
4806 in Engeland als sierplant ingevoerd.
Nederland. Ik vond onze plant in Junij 4882 in groot aantal tusschen hakhout aan den voet der bosch- rijke duinhelling van Zomerzorg achter Bloemendaal. Waarschijnlijk aldaar voor jaren verwilderd, vertoont zij geheel den aard eener inheemsche plant. Ik herinner mij niet, deze afgelegen en tegenwoordig zeer verborgen
plaats in de laatste jaren bezocht te hebben en kan dus niet gissen sedert wanneer zij daar groeit.