
VEUBASOTJM SCHBADEEI Mey.
( Verbascum Thapsus L.)
Kleinbloemige Toorts. Wolkruid.
Hoogduitsch: Himmelsbrand, Bärenkraut, Königskerze.
Engelsch: Common Mullein. Lady’s Fox Glove.
Bloeit: July—Aug. J.
Stelsel van Linnaeus : 01. V. O. I. Pentandria Monogynia.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. O. Verbasceae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel III, N°. 162.
Soortelijke kenmerken : Dense lutescenti-tomentosum, simplex vel paree ramosum, foliis radicalibus
oblongis crenulatis petiolatis, caulinis a folio ad folium decurrentibus, floribus fasciculatis brevissime pedi-
cellatis spicam densam vel basi interruptam formantibus, calyce tomentoso, ad */3 in laciniis lanceolatis fissó,
corolla parva concava, antheris staminum inferiorum longiorum glabrescentium breviter adnato decurrentibus,
breviorum albo-lanatorum reniformibus; capsula ovata calyce sublongiore.
Stengel evenals de bladen met een digt geelachtig wollig vilt bekleed, onverdeeld of weinig vertakt; onderste
bladen langwerpig-fijngekarteld, gesteeld; stengelbladen van blad tot blad afloopend; bloemen in bundeltjes,
kort gesteeld, te zamen een digte of aan den voet afgebroken aar vormend; kelk viltig, tot op %
in lancetvormige slippen gespleten; bloemkroon klein, hol (komvormig); helmknoppen der onderste langere,
onbehaarde meeldraden kort aangegroeid-afloopend, die der kortere wit-wollig behaarde niervormig; zaaddoos
eirond, iets langer dan de kelk.
Deze soort onderscheidt zich van Y. Thapsiforme Schrad. (V. Thapsus, Flor. Bat. III. N°. 162) door hare
kleinere komvormige bloemkroon en langere meeldraden. Beide vormen waren vroeger onder den naam V,
Thapsus begrepen.
Verklaring der afbeelding: a. bloem; b. id. zijdelingsch; c. bloemkroon met de meeldraden; d. id.met
stamper; e. meeldraden; f. vrucht; g. id. open; h. zaad (vergroot).
Groeiplaats. Drooge zandige streken. Van den Himalaya over.Centraal Azië, Siberië, Caucasië, geheel
Europa, Azorischeeilanden , Noord-Amerika genaturaliseerd.
Nederland. Zandige velden en duinstreken bij Haarlem, Leiden, Wassenaar, Walcheren, Z. Beveland,
Gooiland, Nijmegen, Diepenveen, Deventer, Kampen, Meppel, Eindhoven, Velp. Ook in Friesland volgens
Bruinsma. Schaarscher in Gelderland, waar Verbascum nigrum talrijker is.
In de duingronden bij Haarlem groeit hij meest op opene en het vorige jaar gehakte houtgronden. Wegens
zijn tweejarig bestaan schijnt hij zwervende en ziet men hem zelden langer dan drie jaar op dezelfde plaats.
Dit is ook het geval met V. Lychnitis.
Het afgebeelde exemplaar is door mij gevonden op het Segveld bij Vogelenzang in Julij 1882.
Gebruik. Zie Deel III. N°. 162.