
BRYUM TORQUESGENS BR. ET SCH. 1314.
BRYUM TORQUESCERS Br. et Sch.
Knikvrucht met gewrongen bladen.
Hoogduitsch Gedreht-blättriges Astmoos.
Engelsch; Wrung leaved Thread Moss.
Vruchtjes rijpen in Junij.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV Sect. IV. Cryptogamia, Musci.
Natuurlijk Stelsel : Cellulares Foliosae. O. Musci.
Geslachtskenmerken: Zie Deel. XVI. N°. 1244.
Soortelijke kenmerken : Caespitulosum, humile, caule simplici vel diviso radiculis numerosis atropur-
pureis. Folia caulina et ramulina remota elongato-lanceolata, marginem versus recurva vel reflexa, subflexuosa,
comalia conferta ex ovato oblongo-lanceolata, concava, omnia integra, limbo perangusto cincta, costa ru-
bente in cuspidem [laevem excedente, sicca pluries et arcte sinistram versus contorquata; flores synoici; cap-
sula inclinata et pendula, elongato-obconica, e sanguineo rufescens vel rufobrunnea, solida, operculo alte
convexo acute apiculato rufo-purpureo nitidissimo.
Kleine zoden vormend, laag; stengel onverdeeld of vertakt, met talrijke donkerpurpere wortelhaartjes;
stengel- en takbladen wijdstaand, verlengd-lancetvormig, naar den rand omgebogen of teruggeslagen, eenig-
zins heen en weer gebogen; topbladen digt opeen, uit eironden voet langwerpig- lancetvormig, hol, allen
gaaf, met een zeer smallen zoom; middenrib roodachtig, in een gladde punt uitstekend, droog zijnde meermalen
sterk links omgedraaid; bloemen zamenhuizig; vrucht neergebogen en hangend, verlengd-omgekeerd-
kegelvormig, van bloedrood tot bruinrood, vast; deksel hoog, bol met een spitse punt, purperrood, glanzend.
Verklaring der Afbeelding, a. Plantjes; b. plantje vergr., c. c. c. bladen; d. bladvoet; e. bladspits; f.
inw. kransblad; g. uitw. id .; h. tweeslachtige bloem; i. Tc. vrucht; l. id. droog; m. deksel; n. mondbeslag
met tanden en ring; b, i, Tc, l, 10 maal vergr.; c, ƒ, g, m, 20 maal; h 50 m.; d, e, n 100 maal.
Groeiplaats. Op kalkgronden en steenblokken; in vochtige kleigronden en in muurspleten. Zuid-Europa
algemeen; in bosschen bij de zee. Marseille, Sardinië; zeldzamer noordelijk. Ook in Noord-Afrika, op de
Kanarische eilanden, aan de Kaap de Goede Hoop en in Nieuw-Holland gevonden. Schimper. Noordwestelijk
Duitschland, Westfalen en Wetterau. Milde. Nederl. Limburg, van der Sande Lacoste.
Nederland. Deze soort komt volgens Dr. van der Sande Lacoste bij ons alleen voor in Zuid-Limburg,
op kalkrotsen, van waar zij ook wel eens afdwaalt langs de kleioevers der Geul. Groeiplaatsen kalkrotsen
te Valkenburg en Cadier (Aug. 1882); voorts kleioevers aan dé Geul te Epen en Geulhem.
De op onze afbeelding voorgestelde exemplaren, afkomstig uit Limburg, zijn door Dr. van der Sande
Lacoste aangeboden. *)
*) Bryum torquescens in den Prodv. Flor. Bat. is volgens Dr. van dbr Sande B. capillare var. fi cuspidatum Schp. Synopsis
2q, ed. (var. majus Bryol. eur.) waarop zij veel gelijkt, maar waarvan zij door de bloeiwijze verschilt.