
CAREX LIIOSA L.
Modder-Rietgras.
Hoogduitsch: Scblamm Garex.
Engelsch: Mud Carex. Green and Gold Oarex.
Bloeit: Mei—Jun\j 2J..
Stelsel van Linnaeus : 01. XX. O. III. Monoecia Triandria.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Monocotyledoneae. O. Cyperaceae.'
Geslachtskenmerken: Zie deel XIII, N°. 961.
Soortelijke kenmerken : Radice fibrosa stolonifera, culmo erecto trigono laevi, apice scabriusqulo f
foliis anguste linearibus complicato-canaliculatis, margine scabris, culmum aequantibus vel brevioribus. Spica
mascula pedunculata recta, femineis 1— 2 subapproximatis exserte pedunculatiscernuisoblongissubdensifloris,
fructibus subrotundo-ovatis obtusis lenticulari-compressis glabris, ore truncato , nervatis viridi-glaucis, squamae
ovatae acutae ferrugineae subaequalibus.
Wortel vezelachtig, uitloopers vormend; halm opgerigt, driekantig, glad, aan den top eenigszins ruw;
bladen smal lijnvormig, gootvormig zaamgevouwen, met ruwen rand, even hoog of korter dan de halm. Mannelijke
aar gesteeld, opgerigt; vrouw, aren 1— 2 , min of meer bijeen, buitenwaarts gesteeld, knikkend,
langwerpig, min of meer digt met bloempjes bezet; vruchten rondachtig ovaal, stomp, lensvormig zaamge^
drukt, kaal, met een afgeknotte monding, generfd, zeegroen; ongeveer gelijk aan de eironde, roestkleurige
, puntig toeloopende schub.
Verklaring der afbeelding : a Gedeelte van den halm; b id. top; c mann. bloemschub; d vrouwe
bloem; e vrucht; f id. ter zijde; g vrouw, schub.
Groeiplaats. In moerassen en diepe uitgravingen, veelal tusschen turfmossen. — Geheel Europa, van
Lapland en noord. Rusland tot noord. Spanje, noord. Italië en Turkije; Siberië, West-Azië, Ijsland, Noord-
Amerika.
Nederland. Volgens de Gorter {XVII Prov., 776) zou deze soort in de duinvlakten bij Haarlem zijn gevonden
door Rainvillb. Van Hall heeft echter gemeld (Fl. Belg. sept. p. 661) dat de meeste exemplaren in
Rainville’s herbarium behooren tot C. glauca.
De Heer H. J. Kok Ankersmit vond haar het eerst in groote menigte in een laag veen te Wissel onder
Epe in 1875. Zie Ned. E .K . Archief 2e Serie, II, bl. 148. Van daar zijn de exemplaren afkomstig, door hem
in Junij 1884 welwillend ter afbeelding in de Flora aangeboden.