
GOODYERA REPENS ROB. BROWN. 1327.
GOODYERA RE PEES. R. Brown.
Kruipend Netblad.
Hoogduitsch: Netzdrehling.
Engelsch: Creeping Goodyera.
Bloeit) Julij—Aug. 2|»
Stelsel van Linnaeus: Cl. XX. O. I. Gynandria Monandria.
Natuurlijk Stelsel: \ asculares Monocotyledoneae. O. Orchideae.
Geslachtskenmerken: Perigonium ringens. Labellum ecalcaratum, inclusum, inferne saccato-gibbum,
superne recurvum. Anthera libera pone rostellum inserta, stipitata, persistens. Pollen e grannlis angulatis.
Rostellum lamellatum bifidum. Ovarium non contortum.
Bloemdek grijnzend. Lipje ongespoord, ingesloten, onder bultig-zakvormig, boven teruggebogen.Helmdraad
vrij, nabij den snavel geplaatst, gesteeld, aanblijvend, Stuifmeelkorrels hoekig. Snavel tweespletig, plaatach- tig. Vruchtbeginsel niet gedraaid.
Soortelijke kenmerken: Rhizomate procumbente, ramosa articulata, caule ereeto glanduloso-pubescente,
fohis radicalibus in petiolo vaginante contraetis ovatis obtusis nervosis reticulatis laete viridis, superioribus’
vaginantibus linearibus angustibus braeteiformibus; racemo gracili spirali unilaterali, bracteis subulatis.
Wortelstok kruipend, vertakt, geleed; stengel opgerigt, klierachtig behaard; wortelbladen in een scheede-
vormenden bladsteel zaamgedrongen, eirond, stomp, generfd, netvormig geaderd, blijgroen; bovenste bladen
scheedevormend, lijnvormig, smal, schutblad-achtig, bloemtros slank, spiralig, eenzijdig gewrongen; schut-
bladen priemvormig. Satyrium repens L. Neotlia repens Sw.
: V*BK“ “ M0, »“ ! «. bloem; 6. id. van voren; c. id. geopend; d. id. doorsnede; e. beharing
van stengel en bloembladen; f. stempelzuil; g. id. van voren; h. snaveltje; i. helmknop van achter; lc. id
van voren; f. stuifmeelklompjes; m. vrucht; n. id. doorsnede; 0. zaden.
Groeiplaats. Beschaduwde bosschen, vooral onder pijnboomen en op de gebergten. Het gebied dézer plant
strekt zich over-het geheele Noordelijke halfrond uit. Zij is gevonden in Azië: in Sikkim (Himalaya), in de
Kirghisensteppe, in geheel Siberië tot aan den Lena-mond, in Japan, in Caucasië; in Europa: in Lapland
Finland, Noorwegen Zweden, Rusland, Turkije, Noordelijk Italië, Frankrijk, de Pyreneeën, de Jura en
de Vogesen, Puy de Dóme, de Landes en Fontainebleau , Duitschland, vooral in het Noorden zeer algemeen
Groot-Bnttannië en Ierland. Voorts in Algérië en in Noord-Amerika.
Niet vermeld voor België.
• r ™ V°0r he‘ eerSt gevonden in het Beuverensche in Aug. 1880. In het jaar 1881 en de volgende jaren op.tweeb nosiecht vbeirj Hvaanr deelrkwaiajkr vdeorowr ijddeenrd He eperla Rat. sBeno nddoaomr
hem in dat bosch wedergevonden. De op onze afbeelding voorgestelde planten zijn mij in Aug. 1882 door den Heer Bondam welwillend aangeboden.