
SCROPHÏÏLARIA B A L B ISII Homem.
Water-Helmkruid.
Hoogduitsch: Wasser Braunwürz. St. Antoniskraut.
Engélsch: Water Figwort.
Bloéd: Junij—Sept.
Stelsel van Linnaeus: Cl. X I V . O. II. Didynamia Angiospermia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. O. Scrophularineae.
Geslachtskenmerken : Zie Deel II, N°. 107.
Soorteljke kenmerken : Radice fibrosa; caule petiolisque lato-alatis, foliis pvato-oblongis vel acutis
crenatis glabris, ad basin saepe foliolo minuto binisve auriculatis, panicula terminali, calycis laciniis subro-
tundis obtusissimis lato membranaceo-marginatis, appendice staminodii subrotunda vel subrotundo-reniformi
vix emarginata.
Wortel vezelachtig. Stengel en bladstelen breed gevleugeld; bladen eirond-langwerpig of spits toeloopend,
gekarteld, glad, aan den voet dikwijls met een of twee kleine blaadjes geoord; bloempluim eindelingsch;
kelkslippen min of meer rond, zeer stomp, met breeden, vliezigen rand; aanhangsel van het staminodium
min of meer rond of rond-niervormig, niet uitgerand.
De hier afgebeelde plant verschilt van S. Neesii (F. B. deel XVI, N°. 1238) in hoofdzaak door den vorm
van het schubje der bloemkroon (den mislukten vijfden meeldraad) dat rond, niervormig, soms wigvormig
en niet uitgerand is ; voorts door de bovenste bladen, die gekarteld en niet gezaagd zijn, en door de kleine
bloemen. — Ook het meer of min geoord zijn der bladen wordt als kenmerk aangenomen. Bij het grootste
onderste blad ziet men zulk een zijblaadje, bij de hooger staande twee, ter wederzijde van den bladsteel.
De vergelijking van een aantal exemplaren heeft mij overtuigd dat spitse en stompe bladen, eirond of iets
hartvormig, zoowel bij S. Neesii als bij S. Balbisii voorkomen. In houding en kleur nadert onze plant
eenigszins tot S. nodosa (F. B. Deel II. N°. 107). Ik ben geneigd S. Neesii en S. Balbisii als vormen van
ééne soort (S. aquatica L.) aan te nemen. Later hoop ik ook eene naauwkeurige afbeelding te kunnen geven
van S. Ehrhartii, den derden vorm van S. aquatica L ., die door zijn tweelobbig staminodium-schubje is
gekenmerkt.
Groeiplaats, Aan eenigzins beschaduwde waterkanten. Hetzelfde gebied als S.Neesii (DeelXVI, N°. 1238).
Daarbij kan nog (waarschijnlijk voor beide vormen) gevoegd worden: Algerie en de Canarische eilanden. In
’t Westen van Europa talrijker dan in ’t Oosten (Watson). De volksnaam op de Azorische eilanden (herva
de escaldellas) bewijst dat de water-Scrophularia’s daar talrijk zijn.
Nederland. De oudere opgaven van groeiplaatsen in de Prodr. F. B. en het herbarium der Bot. Vereen.
zijn onzeker. Waarschijnlijk is onze plant vrij algemeen, gelijk ook de S. Neesii. In mijn herbarium zijn
exemplaren van Utrecht (Bondam) en Nijmegen Abeleven).
Het op de afbeelding voorgestelde exemplaar vond ik in Aug. 1881 aan een slootkant op Duinvliet
onder Overveen.