
CAREX KOCHIAHA D. C.
Koch's Rietgras.
Hoogduitsch: Koch’s Segge.
Engelsch: Koch’s Reed Grass.
Bloeit: Mei—Julij 2|.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXI. O. III. Monoecia Triandria.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Monocotyledoneae. O. Cyperaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel XII. N°. 946.
Soortelijke kenmerken: Radice repente stolonifera, culmo erecto acute triangulato, foliis longis planis
late lineari-acuminatis margine scabris subtus glaucescentibus, vaginis membranaceis , spicis masculis 1—3
approximatis inaequahbus, squamis superioribus acutis , spicis femineis 3—4 cylindraceis viridis, basi attenu-
atis, superioribus erectis, inflmis pedunculatis maturitate pendulis, fructibus ex ovato rostratis dense imbri-
catis, apice bifido recurvis, bracteolam longe acuminato-serratam subaequantibus.
Wortel kruipend, uitloopers vormend; halm opgerigt, scherp driekantig; bladen lang, vlak, breed lijnvormig
, spits toeloopend, aan den rand ruw, van onder zeegroenachtig, met vliezige bladscheeden; mannelijke
bloemaren 1—3 , digt opeen, ongelijk, met spits toeloopende bovenste schubjes; vrouwelijke aren3 —4
rolrond, groen , aan den voet versmald, de bovenste opgerigt, de onderste gesteeld, in rijpen staat hangend’;
vruchtjes eirond-gesnaveld, digt dakpanswijs opeengeplaatst, aan den top tweespletig, omgebogen, nagenoeg
evenlang als het in een lange gezaagde spits uitloopende schubje.
Onderscheidt zich van O. paludosa Good. door de weinige en soms zeer ongelijke mannelijke bloemaren en
hare zeer spitse bovenste schubjes, door de langer gesteelde en soms zeer ver overhangende onderste vrouwelijke
aren, en vooral door de schubjes der vruchtjes, die niet stomp zijn, maar in een lange gezaagde
spits uitloopen. De houding is losser en slanker dan bij C. paludosa en de kleur der bloemaren bleekgroen en met glanzig bruin zooals bij deze.
Volgens Hoppe in Sttjrm , Feutschl. Flora, is deze soort zeer veranderlijk in de aren, en geven vele
exemplaren slechts een enkele aar, die van boven mann. van onder vrouw, is ; in dit geval zijn ook de onderste
vrouw, aren aan den top met mann. bloemen bezet.
C. paludosa Good fi. Kochiana Gaud. Helv. 6 p. 130. C. acuti/ormie Ehrh. fi. Xockiam.v. Ned. III. 416. Zie Ondernam Flora
d Vvreurckhltjaers.ing der afheelding: a mann. bloemschubben; b vrouw, bloem; c vrouw, bloemschubben •
Groeiplaats. Aan waterkanten. Waarschijnlijk hetzelfde gebied als van Carex paludosa Good., dat zich
over Europa, een groot deel van West-Azië en tot in Algerië en Noord-Amerika uitstrekt.
Nederland. Door den Prodr. Flor. Bat. vermeld onder Wassenaar. Door mij gevonden aan de Brouwerskolk
achter Overveen in 1884. Van daar zijn onze exemplaren afkomstig.