
SENEGIQ FUGHSII KOCH. 1288.
SEOCIO ETIOHSII Koch.
Heidensch Wondkruid van Fuchs.
Hoogduitsch: Heidnisches Wundkraut.
Engelsch: Fuchs’ Groundsel. — Rag wort.
Bloeit: Jul.—Sept. 2J..
Stelsel tan Linnaeus : Cl. XIX. O. II. Syngenesia Polygamia Superflua.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. O. Compositae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel VII, N°. 543.
Soortelijke kenmerken: Rhizomate stolonibus destituta, caule erecto angulato striato, foliis ovato-lan-
ceolatis, saepe in petiolo contractis, inaequaliter dentato-serratis, apiculo serraturarum recto, corymbo poly-
cephalo amplo composito-fastigiato, bracteis linearibus, involucro cylindrico 8—9 squamoso., squamis acces-
soribus 3—5 involucro subaequantibus, anthodii radio 4—5 ligulato expanso, achaeniis glabris.
Wortelstok zonder uitloopers; stengel opgerigt, hoekig, gestreept, bebladerd, aan den top takkig; bladen
eirond-lancetvormig, dikwijls in een bladsteel versmald, ongelijk zaagtandig, met regt uitstaande tandjes;
tuil zeer bloemrijk, breed, zaamgesteld, met gelijk-hooge takken; schutbladen lijnvormig; omwindsel cylinder-
vormig, 8—9schubbig; bijkomende omwindselblaadjes 3—5 , ongeveer even lang als het omwindsel; straal-
bloemen 4—5 , uitgespreid; vruchtjes glad.
Volgens Godron, Fl. Franq. II, 118, is onze plant de Sólidago saracenica, het Heidensch Wondkruid van
Fuchs , Rist. PI. 728. — Linnaeus heeft onder zijn Senecio saracenicus twee soorten begrepen: de eerste
met kruipenden wortelstok, geheel ongesteelde bladen en opstaande bladtandjes: {S. saracenicus Jacq. Fl. Austr.
II, 186, S. saracenicus L. der tegenwoordige botanici); ; — de tweede met vezelachtigen wortel, veelal
gesteelde bladen en regtuitstaande bladtandjes, overeenkomende met de plant van Fuchs en onze soort. Deze
onderscheidt zich voorts door de langere blaadjes van den bijkelk en het geringere aantal lintbloemen. Dit
laatste kenmerk acht ik het duidelijkst. De groote veranderlijkheid in den vorm der bladen wordt vermeld
door Crépin, Fl. d. Belg. De afbeelding van Fuchs schijnt Godron’s onderstelling te bevestigen. — S.sali-
cifólius Wallr. S. alpestris Gaud., S. nemorensis L. « Fuchsii, Koch Syn. ed. 2 , 430, S. saracenicus Gmel,
S. sylvaticus Nestl., S. ovatus W., S. commutatus Heil., S. nemorensis Lorey et Dur., Solidago saracenica Fuchs,
Hist. 728.
Verklaring der afbeelding: a. Bloemhoofdje; b. omwindsel; c. schijfbloem; d. straalbloèm; e. vrucht-
steel; J. vruchtje. Alles vergroot, behalve e.
Groeiplaats. In bosschen, aan de oevers van beekjes. Het gebied van S. Fuchsii en S. nemorensis L.
strekt zich uit over noordelijk en centraal-Azië tot Kamschatka en Japan en over Midden- en Zuid-Europa. —
Onze plant is volgens Ascherson zeer talrijk in de wouden van Midden-Duitschland, volgens Godron in
Frankrijk, volgens Willkomm en Parlatore in Spanje en Italië; volgens den Prodr. van De Candolle
ook in Oostenrijk en Zwitserland op de bergen, — Volgens Garcke zeldzaam in Noord-Duitschland, waar de
andere soort meer algemeen zou zijn. — In Groot-Brittannië zeer zeldzaam of ontbrekend. Watson.
Nederland. Op vochtige plaatsen, in bosschen. Beek en Ubbergen, Zutphen, Neerlangbroek en Doorn.
Het afgebeelde exemplaar, gevonden te Ubbergen in Julij 1881, is aangeboden door den Heer H. J. Kok
Ankersmit.
Gebruik. De plant door Fuchs als Solidago Saracenica beschreven en afgebeeld, en welker identiteit met
de onze zeer waarschijnlijk is, was oudtijds onder den naam van Heidensch Wondkruid als wondheelend
aangeprezen *)
*) Het gebruik van den naam Heidensch ‘Wondkruid voor Solidago Yirgaurea, komt nu en dan voor, doek is stellig onjuist.
De volksnaam van deze laatste was G-uldenroede.