«SSÏJ R IJS T V E LD EN B IJ G ITG IT tS S »
■ EDEN Z U L L EN W E E EN AANVANG MAKE:NME T ONZE
I U IT S T A P J E S IN DEN OM TR EK S^NGARADJA X I L A T E R 1ZULLEN WE ONS I A L V E R D E R IE » VERDER VAN DE HOOFD PLAATS VERWIJDEREN, NAAR HET I OOSTEN, NAAR H ET W E S T EN EN NAAR H ET ZUIDEN,
r u HET G EH E E L E EILAND IN A L L E RICHTINGEN
W & S r Z lm DOORKRUISEN X WE GAAN NU E EN B E ZO E K BREN;
■ B M M B KEN AAN DE WONDERSCHOONE DAE H° ° S
■ g M n f U l N HET C E B E R G T E LIGGEN , T EN ZUIDEN VAN ONS
TEGENWOORDIG v e r b l i j f , v l a k b i j d e g r e n s
«an het onafhankelljke rljk Tabanan. Voor hedengaan » e echler ""•*
verder dan de gouvernements pasanggrahan te Gitgit X zes paal K om
morgen onzen tocht naar de meren voort te zeHen.
längs den hoofdtempel waar we reeds vroeger waren, een flinken Breeden
wea X met hooge grillig gevormde boomen X van zoo n verrassende
stfhoonheld van kleur en lljn, dat enkele honderd meter gaans genoeg
motieven oplevert om een geheel schetsboek te . vul.,®nIL ¿ ° ° verN* ‘ö m e S S
dit veroorlooft zullen we van een karretje gebruik maken. Na ongeveer
een kwartier gereden te hebben X het gaat zeer langzaam. daar de weg
voortdurend stijgende is X zien we links een groot gemetseld reservoir
waarin het krlstalheldere water uit een steeds vloeiende bron wordt opge-
vangen voor de waterleldlng waarover ik u reeds een en
gedeeld X bladzijde zeventlen X . Kort daarop trekken we door g M l «
dessa Soekasada, houden er ons echter met op om, met Ihet oog op de
wärmte, niet te laat te komen aan de piek waar we het karretje poeten
verlaten, daar de weg er te steil wordt, en we dus te voet dienen
te gaan. Doch ook dit gedeelte van den weg is reeds
stell en herhaaldelljk stappen we even uit en loopen
een eindje om de paardjes wat te sparen die de
karretjes X één gaat voor ons ult met de bagage X
met de grootste moelte voorttrekken. Na vier paal
aldus voortgesukkeld te zijn bereiken we een steenen
brug over de Boelèlèng-rivier. Hier wachten een
achttal dragers, te voren besteld, om het goed verder
naar boven te brengen; de karretjes keeren terug
naar Slngaradja, wij vervolgen onzen weg te voet.
Nog hebben we twee paal af te leggen. Slechts een
körte afstand X op den vlakken weg rulm een half
uur gaans X , maar de weg is zeer steil, de zon
staat al hoog aan den strakken hemel en zend haar
stralen meedoogenloos naar omlaag. Rond om ons
heen rljstvelden, dus weinig opgaand hout en weinig
beschuttlng. Telkens als een over den weg hangende
bamboestruik een verkoelende schaduw werpt op
ons gloelend pad, staan we een oogenblik stil en
vegen ons het natte voorhoofd en de handen af. Dan
keeren we ons om en vergeten de wärmte voor een
oogenblik door het ultzicht op de blauwe zee. Heel
In de verte zien we den vuurtoren, als een heel klein
puntje boven de lange kustlijn uitstekend; daarbij een
paar voor anker llggende schepen. Singaradja is
geheel door het hooge geboomte längs de wegen als
met een groen kleed overdekt en aan ons zoekend
oog onttrokken. Doch we kunnen niet lang toeven;
hoe langer we onderweg blijven, hoe warmer het
wordt. Met nleuwen moed gaan we dus verder. Daar
zien we opeens, blj een laatste krommlng van den
weg, de wltte muren en het roode pannendak van de
pasanggrahan; nog een paar kleine Hellingen en we
staan op het voorplein van onze toekomstige wontng.
We zijn 530 meter boven zee. Voor ons uit een
onvergetelljk panorama, een vergezlcht op de wazig
blauwe zee over trapsgewijze nederdalende sawa s
en de vlakke met palmboomen overdekte kuststreek.
Zlet, hoe overal rondom ons het vruchtbaar makende
water vroolljk klaterend in kleine watervallen zieh
neerstort van rljstveld op rljstveld, een flonkerende
reeks krlngetjes tooverend In elk door groenende
dijkjes omsloten watervlak. Ziet, hoe al dat effen
water de blauwe lucht weerkaatst en de witte wolk-
gevaarten er langzaam in voortglijden. w e n aaneen
heb ik hier zltten genieten en noolt heb ik mij £un*]en
verzadigen aan dien heerlljken aanblik;en als het dan
tegen den avond ging, dan werd alles zoo stil en
vredig om mlj heen, zoo wonderkalm, dat het me leek
alsof al wat ik zag een lieflljke droom was, of mijn