M Z E S UUR WORDT H ET ANKER G E L IC H T ,
KO R T DAAROP H EB BEN WE S T R A A T BALI
V ER LA T EN EN WORDT DE S T E V EN NAAR
H E T O OS T EN GEWEND. * JU IS T A CH T ER
ONS V E R H E F T ZICH D E MERAPI, DIE NAAR-
MAT E DE K U S T VAN JAVA ZICH UIT HET
OOG V E R L IE S T , S T E E D S HOOGER SCHIJNT
T E WORDEN. * W E STOOMEN DICHT
LÄNGS DE NOORDKUST VAN B A L I, WAAR-
VAN DE BOOMEN D U ID E L IJK T E ONDER-
scheiden zijn; doch de eerste uren zien we s lechls woest,
onbewoond land, vaak kaal en rotsig, gedeeltelijk met een steile
kust vol holen en kloven. Boven de. lange, eentonige rij läge
bergen verheft zieh hier en daar de blauwe omtrek van een
hoogen bergkegel. Later ontdekken we eenige^ dorpen, een witle
gedenknaald en hoog in de bergen een schuimenden waterval.
E lf uur weerklinkt het sein tot ankeren en kort daarop ver-
kondigt een lang aangehouden gebrom van de stoomfluit den
bewoners van Bali dat er weer een bode uit de buitenwereld is
aangekomen. Het is achttien Maart negentien honderd en vier.
De reede van Boelfelfeng SC Pab6an Boeleleng heet de havenplaats
van Singaradja SC is in den oostmoesson meest uiterst kalm, in
den westmoesson vaak zoo onstuimig dat landen onmogehjk is.
Dan zijn de booten van de Pakketvaart, die in geregelden dienst
Bali met Java verbinden, genoodzaakt voor anker te gaan bij
Tamoekoes, een kustplaatsje tien paal westelijker. Vaak is ook
hier echter de golfslag te sterk en vaart_ de boot eenvoudig Bah
voorbij in de hoop ’t een volgende reis beter te treffen. De
verbinding met den wal geschiedt per sloep of per prauw, daar
de boot wegens ondiepte eenige honderd meter van net Strand
voor anker g aa i De sloep vaart naar een ongeveer vijftig meter
in zee stekend, ijzeren landhoofd, recht voor een pieintje waarop
de traditioneele vlaggemasi Links van het pieintje Staat het
societeitsgebouw met ruime veranda, daarnaast ligt het haventje
in de uitmonding van de Toekad Boelelfeng, met vele ladende en
lossende prauwen. Een eind verder staan de vuurtoren en de
woning van den havenmeester. Rechts van het pieintje een rij
pakhuizen, daarnaast een vervallen tempeltje, behoorende bij
den hoofdtempel, bale-agoeng, van Singaradja, waar zeelieden
en strandbewoners öfters brengen aan Lakschmi, de zeegodin.
Het tempeltje is onaanzienlijk en zeer vervallen, maar op het
tweede plein staat een prächtige duizendwortelige waringin, die
zijn forsche armen beschermend over ’t gebouwtje uitstrekt, het
geheele pieintje hüllend in ’t gedempte licht van een binnenkamer.
Het Strand is hier smal; bij vloed bespoelen de golven den
voet der klapperboomen, die hier in menigte groeien, en vreten
iangzaam maär zeker het zand weg tusschen hun wortels,
zoodat ze ten laatste neertuimelen, den gevederden kop onder-
dompelend in het schuimend nat.
Van het pieintje bij de pier gaat de hoofdstraat uit, loodrecht op
het strand. Een brugje over, dan links weer een plein, rondom
met Winkels van Chineezen; aan het einde over een brug bij
de haven, de weg naar Oost-Bali, over Sangsit SC 5 paal SC
en Tddjakoela SC 21 paal SC evenwijdig loopend aan het strand.
Rechts de groote weg naar West-Bali, eveneens evenwijdig
aan het strand, längs Tamoekoes SC 10 paal SC en Pengastoelan
SC 15 paal. SC Later leeren wij deze wegen nader kennen en de
plaatsjes die er aan liggen met de vele mooie tempels. Rechtuit
gaat de weg tusschen winkeltjes van Arabieren en Armeniers,
längs de missigit, het hotel en ’t postkantoor, dan steeds Iangzaam
stijgend naar de hoofdplaats, naar Singaradja, d. i. „koningsleeuw’ .
Dezen weg slaan wij in; het is een mooie, breede weg met
hooge lommerrijke boomen, längs rijstvelden en dichtbevolkte
kampongs. Halverwege bij paal 1 de dessa Bandjardjawa, waarvan
in achttien honderd acht en vijftig het hoofd Njoman Gempol in
verzet kwam tegen ons gouvernement Hij werd echter spoedig
overwonnen, gevangen genomen en naar Bengkoelen verbannen.
Hier zullen we even van den grooten weg afwijken om een klein
uitstapje te maken, rechts door de kampongs, naar een uiterst
schilderachtig stemmig plekje, naar Moemboel, de klare bron
die vroeger de hoofdplaats van drinkwater voorzag. SC E r is nu
een leiding aangelegd die het water van een andere bron, een
eind boven Singaradja, door buizen daarheen en naar de kust-
plaats voert Onderweg heeft deze buis nog verschillende
vertakkingen en op tal van plaatsen zijn kranen aangebracht,
ten gerieve der bevolking. Gedurende mijn eerste bezoek was
deze leiding nog niet geheel gereed; toen ik er in Mei terug-
kwam, werd er reeds druk gebruik van gemaakt. Het is een
groot en kostbaar werk en verschaft een ieder gratis zuiver
drinkwater, hetgeen zeker een günstigen invloed op^de volks-
gezondheid zal uitoefenen. SC