« S U T JA K E T IS S »
naar zieh toegekeerd en mei de gladde zijde naar boven. Met
duim en wijsvinger van de rechterhand trok hij nu de puntjes
van de bladeren af. Waarom ? Alweer een legende die het ons
verhaalt. In oude tijden leefde er een maagd, die in schoonheid
alle vrouwen, ja zelfs de hemelnimfen overtrof. i Op bladzijde
vier en twintig ziet ge het door een Baliër geteekende portret
van een hemelnimf. HK Zij had echter één leelijk gebrek; haar
adem namelijk was zoo onwelriekend dat ieder haar meed en zij
dus vergeefs naar een minnaar bleef uitzien. Hoewel ze reeds tot
alle mogelijke geneesmiddelen haar toevlucht had genomen, mocht
niets haar baten. Ten einde raad besioot zij de hand aan zich-
zelve te slaan en was zij juist op het punt dit ondermaansche te
verlaten, toen een slang op haar toekwam met een sirihblad in
den bek, en dit voor haar voeten nederlegde. Dit vreemde voorval
deed haar ’t pas genomen besluit vergeten. Den nacht daarop
droomde ze dat het kauwen van dit blad haar eenig redmiddel
zou zijn. Zij volgde dien raad, doch, daar het een slang was,
die het haar gebracht had, nam zij eerst de voorzorg het puntje
er af te breken dat deze in den bek had gehad. Zij genas
volkomen. Velen volgden haar voorbeeld, zoodat ten slotte het
sirihbladeren kauwen een algemeen verspreide gewoonte werd,
terwijl ook ieder, evenals zij deed, er eerst een puntje afbrak.
Een andere legende verhaalt echter dat het een navolging is van
de handeling van Ali, Mohammed’s neef en schoonzoon, die, te
midden van een gevecht trek krijgende in een betelpruim, een
sirihblad, dat hij op den grond zag liggen, opnam en er, toen
hij zag dat de top en het steeltje met bloed waren bevlekt,
deze afscheurde. S S S S S S S sü — c —
Nu smeerde onze gastheer met zijn rechter wijsvinger of met een
houtje, panjolèkan genaamd, een weinig met water tot een papje
gemaakte kalk op de bladeren, waarbij hij een stukje van een
gambir-koekje voegde. Toen nam hij een pinangnoot en knipte
er een partje HK tëbih HK af met een bijzonder voor dat doel
vervaardigde schaar of knijper en legde dit bij de kalk en de
gambir. Boven aan deze kolom vindt gij zoo’n schaar of
knijper HK tjakët HK afgebeeld. Later geef ik nog eenige afbeel-
« 5 S U 3 6 C S S »
dingen van zulke scharen, waarvan de versieringen groote ver-
Alles nu bijeen zijnde vouwde hij de bladeren dicht; eerst in
tweeën, de punten naar zieh toe, daarna van de zijden in drieën
en stak toen het langwerpige pakje HK kinang HK langzaam en
met aandacht in den mond. De steeltjes werden, vóór ze in den
mond kwamen, afgebeten en weggeworpen. Dan begon het
kauwen HK nginang H K ; eerst een paar beten met de voortanden
HK gevolgd door het uitspuwen van het eerste, rood gekleurde
speeksel, gëdoebang genaamd HK, dan een langdurig gekneus en
gemaal met de kiezen. „Deze toegemaakte beete, in de mond
geftooken, en ter deege door malkanderen geknout, geeft een
rooden zap van zig als dik bloet, dien men ten eerften uitfpouwt,
en waar mede het meefte deel des kalks ook weg gaat, de reft
wert geknout, herknout, en ingefwoigen, tot dat alle zap, en
fmaak uit het kauwfel getrokken zy, ’t welk men dan weg fmyt,
gelykende een ftuk gekauwt hayr, of werk”. HK uit Rumphius HK.
Had de sirihpruim afgedaan, dan haaide onze gastheer een pruikje
tabak te voorschijn en veegde daarmede de lippen en vooral de
mondhoeken schoon. Ook de voortanden kregen een geduchte
beurt, waardoor ze er nog tamelijk helder uitzagen, hoewel het
tandvleesch donkerrood, bij zwart af, gekleurd was. Was het
poetsen afgeloopen, dan kreeg de tabakspruim een plaatsje
achter de kiezen of tusschen de voortanden en de onderlip,
waarbij deze dan voor driekwart buiten den mond uitstak. HK
Zie op bladzijde één en vijftig de derde man, en op bladzijde
twee en dertig de man die palmwijn naar de markt brengt. HK
Een uitgekauwde sirihpruim,HK sëpah of hadëm HK is in onze
oogen al een uiterst waardeloos en onsmakelijk voorwerp, doch
volgens inlanders hangt dat geheel af van den persoon die de
pruim heeft weggeworpen. Zoo verhaalt Valentyn van een priester
„zo geëerd onder die van zyn geloof, dat zy hem byna, als een
Heilig handelden. Ja , ik heb zelf gezien, dat zy met eerbiedigheit
een Sapá, of ’t uitkauwzel van een Pinang, die hy gegeten, of
uitgezogen had, en uitfpoog, als iet heiligs van den grond
opraapten, en in hunnen mond ftaken, om dat op te eeten, om
daar by de agting, die zy voor hem hadden, te ioonen”. Hij
vertelt verder van danseressen, die „door den Panömbahan,
die ’e r ongemeen groot vermaak in fchepte, geftadig fterk
wierden aangemoedigd, om wel te danffen, begunftigde nu en
dan zyn moyfte wyf met een Sapà, of uitgekauwde pinang,
welke j>ngemeene gunft hy bevorens ook aan deze en gene
Vroeger behoorde het tot een teeken van vriendschap en liefde
elkaar de half uitgekauwde lekkernij met de lippen toe te steken.
In gedichten komt vaak voor dat geliefden elkaar smachtend
toevoegen „mijn liefste, reik mij uw geurige sirihpruim”, terwijl
het half geopende Sirihmondje van een schoone vergeleken
wordt met een opengebarsten granaatappel. Op bladzijde een
en twintig hebben we gelezen hoe Salja als iets heel liefs zijn
Satyäwati toefluistert „het speeksel,
rood van ’t sirihsap, dat uwen mond
ontvalt, wanneer gij glimiacht, wordt
door de goden opgenomen, en van
uwe zoetheid rondgedeeld aan alle
vrouwen der aarde”. Op bladzijde drie
en twintig legt de vorst als aandenken
zijn eigen sirihpruim in de hand van
zijn slapende echtgenoote, en op de
volgende bladzijde plaats Satyäwati een
uitgekauwde pruim op de wond in de
borst van Saljä, als om haar te heelen.
In huis wordt, voornamelijk bij de
rijkeren, meest gebruik gemaakt van
een kwispedoor HK papëhësan of pawi-
doehan HK, buitenshuis wordt echter
overal rondgespogen, zoodat een druk
begane weg altijd dicht bezaaid is
met roode plekken, terwijl de om-
geving van de veeivuldige open win-
keltjes van eet- en snoepwaren, er
uitziet alsof er zooeven bloedige ge-
vechten zijn geleverd. Oudjes, die
hun tanden verloren hebben, behoeven
zieh gelukkig het genot van sirih niet
te ontzeggen. Zij stoppen de ingre-
diënten in een bamboekokertje HK
panglotjokan of pangintjoekan HK en
stampen die daarin fijn met een
ijzeren voorwerpje in den vorm van
een bijteltje HK gigin panglotjokan HK, en lepelen daarmede het klaar-
gemaakte papje er uit. Het kokertje wordt nimmer schoongemaakt;
oude, lang gebruikte kokertjes worden hoog geschat, want het pruimpje
daaruit smaakt heel wat lekkerder dan uit een nieuw kokertje, evenals een
gebruikte theepot geuriger thee schenkt dan een nieuwe.
Jongelingen en jonge dochters vangen meestal aan met sirihkauwen
zoodra de liefde in het spei komt Vraagt een jonkman een jonge
dochter om een pruimpje, zoo beteekent dit dat hij aanzoek om haar
hand doet; biedt zij hem echter uit haar zelf deze heerlijkheid aan, zoo
kan hij dit als een liefdesverklaring harerzijds opvatten. Het geweigerd
worden van een gevraagde of aangeboden sirihpruim Staat gelijk met
een blauwtje loopen. „Het pinang-kauwen mag men wel by het tabak-
rooken vergelyken, als zynde beide meer een_ puere gewoonte, die
men qualyk naalaten kan, dan van veel nuttigheid : dog daar is, myns
oordeels, een groot onderfcheid tuffchen het tabak-rooken, en pinang-
kauwen: want den Tabak geeft een onaangename, en den omftanders
een moeyelyke reuk, maar de pinang ververst de mond, en geeft hem
een aangename geur, en daarom is het de manier, als men iewers by
groote heeren wil gaan, dat men eerft een Siri-pinang kaauwt, om een
goeden aaffem te hebben”. HK Rumphius HK Volgens den inlander is dit
genOtmiddel, behalve een lekkernij en aardig tijdverdrijf,
ook zeer nuttig, daar het een gezonde gelaatskleur
geeft, den worm in de tanden doodt, den adem zuivert,
den eetlust opwekt, hei oog levendig maakt, het denk-
vermogen verheldert, het te sterk zweeten tegen gaat
en ten slotte een voorbehoedmiddel is tegen vele kwalen
en ziekten. Wouter Schouten beweert dat het „de her-
fenen zuivert van de overtollige flymagtige vogtigheid,
de ¿dele deelen en de I6vensgeeften verkwikt. In gal-
agtige, heete en drooge geftellen egter, oordeel ik, dat
dezelve weinig nut doet; maar in t£gendeel de gal en
het bloed ontfteekt, waar door de zulken zeer ligtlyk
in eene uitdrogende ziekte ftorten”. In Rumphius Staat
dat „niet ligt de Europiaanen en Indianen, die het Pinang
knouwen bezigen, met flap en verrot tandvleefch
loopen, gelyk andere^die deze a|gemeene^ewoonte niet
Ook als geneesmiddel wordt sirih veelvuldig aangewend,
tegen hoofdpijn, huiduitslag of wonden, buikpijn _ en
zwellingen, venerische ziekten en verlammingen; ook
kraamvrouwen maken er druk van gebruik. Versch
geplukt doet het blad goede diensten als amulet om
jonge kinderen vlug te leeren loopen, en hen die
achterlijk zijn, spoedig te leeren praten. Uit de kleur
van het speeksel kan volgens sommigen iemands
karakter worden opgemaakt; zoo zou lichtgekleurd
speeksel duiden op een zeer jaloerschen aard. Zelfs
zijn er specialiteiten die uit den loop der nerven van
het sirihblad de toekomst voorspellen. En nu ten slotte
nog even vermeld dat een BaliUr den tijd bij „pruimen”
rekent. Vraagt men hem namelijk hoelang hij b.v. hier
of daar op bezoek is geweest, zoo zal hij u antwoor-
den: „Nou, zoo en zooveel pruimen” HK „pabas6jan” HK,
dat is de tijd die noodig is tot het gereedmaken
en nuttigen van 66n pruim, ongeveer ¿ ¿n kwartier.