volgt er
B S W l iets over het
|? lfam ilie lev en
I Dater onder
1 2 ^ 2 9 boven be-
schreven omstandig-
heden voor de vrouw
aan, wat wij noemen,
huiselijk geluk niet te
denken valt, behoeft
geen betoog. Trou-
wens we zagen het,
de wet geeft haar ook
geen recht daarop, en
hare sekse is daaren-
boven lang genoeg
slachtoffer geweest,
om zieh daaromtrent
niet de minste illusie
te maken. Zij is en
moet tevreden zijn
met het deel, dat de
man haar zoo van zijn
hart als van zijn vermögen
geven wil. In
vergelding daarvoor
wordt van haar ge-
eischt, dat zij al wat
ze bezit haren wetti-
gen man opoffert, en
boven alles, dat zij hem bewaart voor de schände van geen
kinderen na te laten. Baart zij hem twee of meer stamhouders
ft meisjes teilen niet mee ft dan heeft ze kans van eenige graden
te stijgen in de genegenheid haars meesters. Is zij daarentegen
onvruchtbaar of brengt zij slechts meisjes ter wereld, dan verliest
ze gewoonlijk ook nog het weinige, waarop zij vroeger kon
rekenen, en kan ze zieh voor tijd en eeuwigheid de ongelukkigste
aller vrouwen noemen. In het oog van een Baliër toch is niets
verachtelijker dan een getrouwde vrouw, die geen of slechts
één kind heeft. leder ziet met een zekere minachting op zulk
wezen neer. En sterft ze, dan staan, altijd volgens het volks-
geloof, de handlangers van Jamâ, de god der onderwereld,
gereed om haar onmiddellijk aan een hoogen boom op te hangen.
Heeft ze bij geval één kind gehad, dan wordt haar dit aan de
ééne borst gelegd, terwijl de andere door een slang of eenig
ander afzichtelijk dier wordt uitgezogen. Welk een moeielijke
tijd een vrouw te wachten Staat als zij het ongeluk heeft een
jongen en een meisje tegelijk ter wereld te brengen, hebben we
reeds op bladzijde negentien gelezen.
Voor ’t overige is de vrouw, gelijk we reeds zeiden, de dienstmaagd,
de slavin van den man. Of ze rÿk of arm, van hooge
of läge geboorte is, nimmer heeft ze rust. Alles laat de man
aan haar over, en liever zal hij zijne wederhelft onder den druk
der werkzaamheden zien wegkwijnen, dan zieh de weelde van
een bezoldigd bediende veroorloven. Het koken van de rijst,
het weven van kleedingstukken, het bijeen brengen van produkten
voor de markt, het voederen van honden, varkens en kippen,
nog eens: alles wacht op de vrouw. Alleen gaan de mannen
nog niet zoover dat zij zieh ook aan den veldarbeid onttrekken.
Laten ze ook al het padisnijden aan het zwakkere geslacht over,
We behoeven zeker niet te zeggen, dat ook de opvoeding der
kinderen tot de taak der vrouw behoort. Zij, en zij alleen zorgt
er voor dat de kleinen gevoed en gekleed worden, en dit, totdat
ze den leeftijd bereikt hebben, waarop ze eene eigen huis-
houding kunnen opzetten. ’t Is waar, wat wij onder opvoeding
verstaan, is den Baliër ten eenen male vreemd. Als de jongens
en meisjes maar den huwbaren leeftijd bereiken en de kunst
verstaan om door den handel zieh het noodige te verschaffen,
dan valt e r niets op af te dingen. Daartegenover Staat echter
dat kinderliefde niet de grootste deugd van de Balische jeugd
is en vooral de jongens al zeer vroeg van vader afzien om met
moeder te doen wat ze verkiezen, waaruit volgt dat aan deze
het werk der opvoeding, hoe eenvoudig overigens, dubbel zwaar
moet vallen. We kunnen ’t ons dan ook best begrijpen dat die
armen er eindelijk toe gekomen zijn om zieh eveneens eene
tjangklong ft opiumpijp ft aan te schaffen, en zij bij dat heulsap
het knellen harer slavenketenen trachten te vergeten. Vroeger
was voor vele vrouwen de beloóning voor al hun zwoegen de
vuurdood f t z ie de teekeningen op blz. tien en drie en veertig ft,
doch aan dit verbranden der weduwen op het graf hunner echt-
genooten heeft, gelijk men weet, het verdrag van ons Gouvernement
met de vorsten van Bali een einde gemaakt. Het lijdt
echter geen twijfel, dat het volk slechts noode van deze
barbaarsche gewoonte afstand gedaan heeft, en men zeker de
eerste de beste gelegenheid zou willen benutten om tot de adat
der vaderen terug te keeren. Ik geloof zelfs dat de vrouwen,
hoe vreemd ’t ook klinke, het hierin met de mannen eens zouden
zijn. Niet dat hun sterven op den brandstapel ooit als een door
de liefde ingegeven daad zou moeten beschouwd worden ft behalve
in gedjehten; zoo het vrijwillig zieh opofferen van Satyâwati en
haar dienstmaagd, van Siti Soendari, en van Arimbi die haar zoon
in den dood volgt, blz. vijf en twintig, drie- en zeven en veertig ft
daarvoor doen de mannen te weinig hun best om zieh zooveel
genegenheid waardig te maken. Tegenover dit sterven Staat
echter het treurige lot, waarop zij als weduwen rekenen moeten
en waarbij heur leven als echtgenooten vaak nog gelukkig mag
genoemd worden. Het eerste maakt hen „heiligen” ft bélâ ft in de
oogen van anderen, terwijl hettweede gewoonlijk niets dan eilende,
vaak onder de afschuwelijkste gedaante, voor hen oplevert.
« % • OORKNOP ft OP Z IJD E EN VAN VOREN G EZIEN «S3*
nu ten slotte nog iets
de weduwstaat. Uit
boven gezegd
de lezer hebben
hoe gelukkig
gevoelen moet op
dat zij haar eerst-
ter wereldbrengt. ’t Is
de plaats om te doen uitkomen,
die gebeurtenis ook nog op
andere reden met vreugde
door haar wordt begroeL Men
wete n.l. dat op diteiiand een wet
bestaat, waarbij bepaald is, dat
alle weduwen ft baloe ft, die
tot een der drie laagste kästen
behooren, met al het hare het
wettig eigendom van den vorst zijn. Hetzij dat ze pas gehuwd
waren ft baloe manis ft, hetzij ze een onvruchtbaren echt gehad
hebben ft baloe boentër ft of een of meer dochters bezitten
ft baloe mekaboen ft zoo ze niet op een zoon, als opvolger
van den overledene wijzen kunnen ft baloe mekarang ft wordt
deze wet in al haar gestrengheid op hen toegepast. Nauwelijks
is dan ook ergens een huisvader overleden of de handlangers
van den radja, reeds vooraf door het dessahoofd van den Staat
der familie onderricht, verschijnen in het sterfhuis om zieh van
al de bezittingen des overledenen meester te maken en diens
weduwe met hare dochters, zoo zij deze heeft, naar de poeri te
brengen. Zoodra zij eenmaal daar binnen zijn, moeten ze, of ze
willen of niet, den vorst als haar man en vader beschouwen, en
mögen ze zonder diens verlof het paleis nimmer verlaten. We
willen aannemen dat alleen vaderlijke bezorgdheid omtrent het
lot van weduwen en weezen deze wet in de pen gegeven heeft.
Immers, de vorstelijke woning is in het oog van iederen Baliër
de meest geheiligde vrijplaats, welke den geringsten harer
bewoners de grootste veiligheid waarborgt. De bepalingen
daaromtrent zijn zoo streng, dat de geringste aanslag op de
eerbaarheid van eene pandjerowan ft vrouw in de poeri ft
volgens landsgebruik met den dood behoort gestraft te worden.
Hieraan moet het dan ook, ter loops gezegd, worden toege-
schreven waarom zoovele vrouwen en meisjes, die zieh van een
weeden echtgenoot of een lästigen vrijer ontslaan willen, eenvoudig
die altijd geopende poort binnengaan. Alleen het macht-
woord van den vorst kan hen van daar verjagen. Jammer nu
slechts dat zij hierdoor, gelijk men zegt, uit den regen in den
drup loopen, aangezien de poeri wel tegen de lieden daar buiten
bescherming verleent, maar, helaas! niet tegen de hebzucht,
zinnelijkheid en laagheid der regenten. Onze pen is niet in Staat
het vaak zoo treurige lot dier weerlooze vrouwen naar behooren
te beschrijven. Ook zijn de muren, die elke poeri omringen, te
hoog om den sluier ook maar ten halve voor oningewijde oogen
op te lichten, waarachter het laagste despotisme zijn lusten
botviert. Wat wij e r van vernamen, vervult ons met het diepste
medelijden met die arme slachtoffers. S2 2 2 Ä 8
Is de weduwe nog jong, dan mag zij zieh gelukkig rekenen
wanneer haar een plaats onder de vorstelijke bijwijven wordt
aangewezen. Gewoonlijk echter geeft de radja haar ten geschenke
aan een zijner wettige vrouwen, voor wie zij nu van den vroegen
morgen tot den laten avond de meest slaafsche diensten te
verrichten heeft. Ook de dochters zijn geheel en al afhankelijk
van de willekeur van heur koninklijken meester en gastheer. Zij
moeten nog heur titijang ngiring ft ik volg, ik gehoorzaam ft
laten hooren, wanneer het dezen behaagt, haar aan een zijner
volgelingen ft gewoonlijk als overal het uitvaagsel der natie ft
over te geven of wel haar tegen een zekere som aan een trouw-
lustigen Baliër van buiten te verkoopen. Het ergste dat haar
overkomen kan is, dat ze worden ingedeeld bij het heirleger
djogèd’s ft publieke dansmeiden ft, die in dienst van den vorst
stad en land afloopen, en eene aanzienlijke som op het budget
vertegenwoordigen. Meisjes uit de soedrakaste hebben natuurlijk
Men ziet ’t, het lijden der vrouw bereikt haar toppunt eerst na
den dood van den echtgenoot, en we hebben zeker niet te veel
gezegd toen we beweerden, dat menigeen den dood op den
brandstapel boven zulk eene toekomst verkiezen zou. Gelukkig
voor haar, hebben de wetgevers ingezien dat er iets moest
gedaan worden om aan het misbruik in deze eenige paal en perk
te stellen. Men heeft n.l. in de wet de bepaling opgenomen, dat
bij ontstentenis van een wettigen zoon ook een aangenomen
kind ft anak hidih ft of een tot erfgenaam benoemden broeder
of vriend ft sentanâ ft van den overledenen de plaats van dezen
kan innemen. Alleen weduwen van personen, die een onteerend
vonnis hebben ondergaan, ter dood gebrachten of verbannenen,
mögen niet van dit recht gebruik maken. Men kan zieh voorstellen
hoe gretig de kleine man dit hulpmiddel aangrijpt! Staat de
echtelijke liefde ook al niet op een zeer hoogen trap van
ontwikkeling bij de mannen, de vrees dat hunne meer stoffelijke
eigendommen in ’s vorsten handen zullen overgaan, beslist alles.
Daarbij, e r wordt alleen van hen geeischt dat zij, om een aangenomen
kind tot wettig erfgenaam te maken, het zoogenaamde
meprasan ft een klein offerfeest ft geven of, als ’t een sentana
geldt, voor twee honderd vijftig duiten ft ongeveer zestig . of
zeventig cent ft zieh een gezegelden brief bij den lands-
schrijver aanschaffen. Het laatste is nog wel het zekerste. De
vorsten verliezen hierdoor alle aanspraak op de nalatenschap.
Zoo was het ten tijde van van E ck , dus vijf en dertig jaar geleden.
Waarschijnlijk lijkt deze toestand nog veel op die nu nog in de
onafhankelijke rijkjes heerscht. In het Nederlandsch. gebied
is ondertusschen veel veranderd. Vooral wat hij omtrent de
weduwstaat verteld is voor ons gebied niet meer van toepassing.