« S U H ET BALOERAN G E B E R G T E EN DE MERAPI 152» < S 1 5 152»
een nog geweldiger reus van ruim negen en twintig
honderd meter hoogte. Langzaam glijdt dit panorama
ons voorbij; de kust wordt lag er en eentoniger. De
schemering daalt snel, groote zwarte reuzenvleermui-
zen hebben hun schuilhoeken op Bali vertaten en
zweven over de straat naar Java om hun prooi te
zoeken; weldra is het nacht. Om zeven uur laat onze
stoomer het anker vallen tegenover Banjoewangi.
■ V f / f ATEN WIJ ONS DEN AVOND KORT EN MET
■ I A J A h e t d o o r b l a d e r e n v a n e n k e l e r e i s -
■ ß S lW V ERHALEN VAN OUDE HOLLANDSCHE
■ ¿Z M Z E E V A A R D E R S , DIE OOK BAL I B EZO CH T
HEBBEN Üi Z E Z U L L EN U Z E K E R BELANG
inboezemen $ . Het eerste boek dat we opnemen heet
,,D’ eerste Boeck/ Hiftorie van Indien/ waer inne ver-
haelt is de avontueren die de Hollandtfche Schepen
bejeghent zijn/ enz. Gedruckt f Amftelredam/bij Cornelis
Claefz opt Water/ int Schrijf-boeck/ A° 1598.” Het is
een beschrijving van de reis van Cornelis Houtman
met de schepen Hollandia/ Mauritius en het Duyfken.
„Wij quamen defen dagh üi zeventien Januari vijftien
honderd zeven en negentig * noch in de Straet/ die
ghenaemt wordt/ de Straet van Ballabuan”/ * zoo
genoemd naar het schiereiland Blambangan, aan Java’s
Zuid-oostelijk puntje, nu echter algemeen als Straat
Bali bekend Üi „lancks de Cufte van Java/ in eenen bocht
daer feer fteenich ende veel Clippen waren/ hebbende
ten ooften ’t Eylandt Bali/ en ten westen Java/ al hooghe
berghich landt.” En ook toen vlogen er vleermuizen over
de straat. „Hier onthouden haer een foorte van Vleer-
muyfen/ so groot als Hinnen/ die de inwoonders braden
en eten.” In straat Bali kan een geweldige stroom gaan,
zoodat een schip daarin körnende, opeens begint te
schommelen, te stampen en te dreunen, en een stoom-
boot nog vaak moeite heeft er tegen op te werken. Ook
daarvan een aardige beschrijving in het oude reisverhaal.
„Het fchip Hollandia heeft de Cufte van Bali ghecofen/
ende feer nae bij den hoeck ghedobbleert hebbende/ is
hem den ftroom teghen ghecomen met fulcken furie/
ghewelt ende ghetier/ dattet water schuymde/ dies hij
foo fnel te rugghe ghedreven is gheweest al oft hij
ghevloghen hadde/ ende gheene touwen en fouden hem
connen houden hebben: want wel drie mijlen noorden
aenghedreven zijnde/ ende in perijckel op een Eylande-
ken/ ’t welck tuffchen ’t Eylandt Bali ende Java leyt/
gedreven te worden/ heeft hij een ancker laten vallen/
waer van ’t touw met den eerften fet in ftucken brack/
niet connende tghewelt vant water verdragen/ dan int
lefte is noch onder ’t Eylandt Java geanckert in 48
vademen/ de ander fchepen bij nae uyt tghefichte zijnde.
m N DEN NAMIDDAG VAN 17 MAART 1904, STOOMENDE
K l a n g s j a v a ’s o o s t e l i j k e s t r a n d e n , z a g ik
[ VOOR H E T E E R S T H E T EILAND BALI OPDOEMEN
f. BOVEN H ET S P IEG E LG LA D D E , B LA UW E WATER-
I V LA K üi E EN H E E L EN DAG E C H T E R ZOU IK NOG
\ G EDULD MOETEN O E F EN EN , ALVO REN S AAN WAL
\ T E KUNNEN S TAP PEN VAN WAT VOOR MIJ WAS
_ J „H E T LAND VAN B E L O F T E ”, DAAR ONZE KO ER S
¡ 2 WAS NAAR BANJOEWANGI OP JAVA üi DE E E R S T E
~ AANBLIK VAN BAL I WAS NIET BEMOEDIGEND: EEN
lange, läge, onafgebroken strook eentonig gebergte, met enkele wazige
blauwe toppen er boven uitstekend, een aanblik die al heel spoedig
onbelangrijk werd, vooral nu aan de andere zijde van straat Bali op
Java’s kust zooveel schoons te genieten viel. Daar rezen de trotsche
gevaarten van den Baloeran uit het water tot in de wolken op. Een
gebergte van grootschen vorm, vol diepe, donkere kloven en met
uiterst steile wanden. De hoogste top heet Koentjir en is over de twaalf
honderd meter hoog. Naast dezen berg ziet gij op de teekening door de
de wolkenmassa den top van den veel verder van de kust gelegen Merapi,