IN
I DE R E ED S MEER AANGEHAALDE „HEDEN-
i DAAGSCHE HISTORIE OF TEGENWOOR-
| DIGE S TA A T VAN A L L E V O LK ER EN ” L EZ EN
we: „De inboorlingen X van het eiland Bali X zijn
doorgaans blanker, of bleker, beter befneden, en zo
plat van wezen niet, als de Javanen. Zy zwemen
wat meer na de Makaffaren, maar zyn wat hoger van
neus”. Een bijzonder duldelijke voorstelllng van een
BaliSr zult gij er u moeielijk ult kunnen vormen; ook
niet ult hetgeen we op bladzljde zeven In „D’eerste
Boeck” lazen, namelljk: „De Inwoonders van dit wonder
volckrljcke Eyland fyn Swarten met gekrolt hayr”. Maar
u een duldelljk beeid van een Baller te schetsen is dan
ook voorwaar geen lichte taak, ja, even moeielijk als
het b.v. wezen zou om een Eskimo nu eens precles te verteilen hoe een
Grleksche schoone er ultzleL En, zooals van E c k schrljft, welken inlander
zullen wlj ultkiezen om als type te dienen? Immers, de vermenging met
Javanen en kolonlsten ult het vaderland der Hindoes Is oorzaak, dat er
mlsschien geen land In Indie valt aan te wijzen, waar de typen meer
verscheidenheid aanbleden dan hier op Bali. Een echte Wong Mädjäpait
X afstammeling van de Javaansche overheerschers X , Is In houding en
voorkomen een geheel ander mensch dan een pursang Ball-aga X afstammeling
van de oorspronkelljke bevolking X . Ook laat zieh een Kloeng-
koenger gemakkelljk van een Boelfelfenger, enz. onderscheiden. Hier en
daar ontmoet men dan weer een kop, die in het geheel niet op Ball maar
In Engelsch-Indie schijnt thuls te hooren, een echt hindoe-type zooals
Java ons dat niet meer vertoonen kan, terwijl men weer elders kennls
maakt met inboorlingen die u op het eerste gezlcht door hun „gekrolt
hayr” aan Papoea’s doen denken. Als algemeene regel mag men echter
stellen, dat de Baligrs een schoon, welgevormd ra s van menschen zijn,
iets grooter en stevlger, of, om met den adelborst Frank van der Does
te spreken „grooter ende vetter van Statuere” dan de Javanen. Onder
de Malelers nemen zlj, wat de lengte betreft, zeker wel de eerste plaats
in, de wilde berg-Alfoeren misschlen ultgezonderd. Dr. J . Ja cobs schrljft
in zijn werk over B a ll: „Over het geheel wljkt ’t Ballsche type zeer af van
’t Javaansche doch nadert meer tot het Bataksche. Bij de vrouwen valt
dlt onderscheid vooral duldelljk op. De breede schouders en heupen, de
Iets körte gevulde hals, de over het geheel sterke splerontwikkeling, de
eenlgszlns stompe neus, de breede bovenllp, het meer breede dan hooge
voorhoofd, zijn even zoovele punten van verschll met het Javaansche
type. Zeer ten onrechte wordt dan ook door sommige schrljvers beweerd
dat de Balische en Javaansche typen zooveel overeenkomst hebben.
Vermoedelijk, dat die schrljvers meer door redeneerlng dan door waar-
nemlngen tot die uitspraak zullen gekomen zijn.” Naar evenredlgheid zijn
de vrouwen forscher gebouwd dan de mannen en hebben velen van
haar iets mannelijks In ’t voorkomen, gelijk, omgekeerd, vele mannen
gemakkelijk voor vrouwen zouden kunnen doorgaan. Zoo kon het best
gebeuren, dat ge In de meening verkeerdet dat ik hiernevens het fraaie
strenge profiel van een jeugdlge schoone heb afgebeeld, terwijl het in
werkelijkheid het weigelijkend portret van een jongellng is. X De rijke
hoofdtool behoort natuurlijk niet tot zijn dagelijksche kleeding, doch bij
een prächtig costuum bij verschillende dansen in gebruik. Hierover later
meer. X Kenmerkend voor alle Baliers zijn de verbazend lange armen
en breede voeten, terwijl zij zieh günstig van de overige Insulaners onderscheiden
door hun levendige oogen. De Islam heeft daarover nog niet
het doffe waas gehangen, dat ons van de Javanen, Soendaneezen, enz.
doet vragen of zij mlsschien droomende door het leven gaan. De
gewoonte om de boventanden tot bijna op het vleesch af te vijlen: het
veelvuldlg gebruik van tabak en sirlh; de ongebonden leefwijze, de zware
arbeld en meer andere dingen zijn oorzaak, dat de wangen spoedlg
invallen, het vel zieh rlmpelt, de anders llcht-geelbruine huidkleur
donkerder wordt en een BaliSr een grijsaard schijnt op den leeftijd dat
wlj ons nog in de kracht van ons leven rekenen. Mlsmaakten zlet men
weinig op Bali, ja, schljnen er steeds schaars geweest te zijn. Tenmlnste,
de Koning, waar Lintgens ons van verhaalt en die een
groot llefhebber van mismaakte menschen was, scheen ze niet
genoeg In zijn land bijeen te kunnen krijgen en bond daarom
een aantal van zijn onderdanen „van joncks aen de beenen ende
armen”, om ze in de verschillende vormen van „de figueren
van de hechten op haer ponjaerts” te doen vergroelen. Dat
mismaakten echter voorkomen, dat spreekt wel van zelf, die vindt
men overal. Ook in de wetten Is met hen rekening gehouden. Zoo
is het b.v., behalve aan vaders, moeders, enz. ook aan mlsmaakten
verboden om als borgen op te treden. Onder deze
gebrekklgen worden dan gerangschlkt, eenoogigen X petjeng X,
kromarmigen X sangkok X , kreupelen X perot X , manken X
dehak X , blinden X boeta X , dooven X bongol X , kropgezwellen
X gondong X , enz. De laatste komen bepaald zeer veel voor
in de bergstreken en voornamelljk bij vrouwen.
« ■ Ü P B LA D Z IJD E NEGEN EN V E ER T IG WERD AL MET
S A B E E N EN K E L WOORD GEWAG GEMAAKT VAN HET
■ W H HARDE LO T VAN H ET ZW A K K ER E G E S LA C H T OP
W f a B A L I ; „DE VROUWEN MOETEN DAAR A L S MUIL-
E Z E L S WERKEN , ENZ.” X DOCH NIET A L L E EN DAT
zlj voor zieh en de klnderen den kost moeten verdienen, maar na
hun thulskomst van de markt X E lk e vrouw handelt In iets, hetzlj in
vruchten, bloemen, sirlhbladeren, gebak of verkoelende dranken,
enz. X zijn zij nog genoodzaakt van hun sobere Verdienste
een gedeelte af te staan aan hun heer gemaal. Deze heeft onder-
tusschen, zoo zijn sawah hem tenmlnste niet bezlg hield, den dag
In ledigheld of met dobbelspel, hanen- of krekelgevechten door-
gebracht. Ik ben zelf veel te kort op Ball geweest om een eigen
oordeel te kunnen hebben over de posltie der vrouw aldaar;
willen wlj iets naders daar van weten, zoo kunnen we niet beter
doen dan eens te lezen wat door den eersten zendellng op Bali,
R. van E c k , over dlt onderwerp geschreven Is. »Ons onderzoek
geldt alzoo het lot der vrouw op Ball”, zoo schrijft hlj In den
aanvang van zijn Interessant opstel. X Voor een groot gedeelte
laat Ik hier dlt opstel volgen, echter met enkele kleine wljzl-
gingen. X „Om daarbij zooveel mogelljk orde en regel te bewaren
en tevens gelegenheld te hebben hier en daar körte opmerkingen
over zeden en gewoonten van dlt volk in te vlechten, bepalen we
ons tot de volgende onderwerpen: huwelljksaanvraag, huwelljks-
Inzegenlng, veelwijverlj en weduwstaat.” Aangaande het ten
huwelijk vragen vermeldt hlj het volgende.
De oude Ballsche wet erkent aileen zoodanig huwelijk voor
geldig, dat met wederzljdsch goedvinden van de ouders gesloten
wordt. Men ging daarbij van oudsher aldus te werk. De vader
van den jongellng, of bij ontstentenis van dezen de moeder,
begeeft zieh naar de ouders van het uitverkoren melsje om
hun toestemming tot het huwelijk te verzoeken X mepadik X.
Slaan deze het aanzoek niet terstond af, dan tracht men het
eens te worden over de voorwaarden, waarvan de eindbesllsslng
wordt afhankelljk gesteld. Mag men de berichten daaromtrent
gelooven, dan schijnt het dat men er vroeger een zekeren
afkeer van had om de dochters tegen een bepaalden prijs aan
haar minnaar te verkoopen. Wat toen uitzonderlng was, Is nu
evenwel bijna regel geworden; wijl echter daaromtrent geen
bepallngen in de wet zijn opgenomen, spreekt het van zelf, dat
de koopprljs geheel van het wederzijdsch goedvinden afhangt.
Gewoonlijk varleert deze tusschen veertig tot honderd gülden,
doch er worden ook lleden aangewezen, die tot ze s honderd
gülden voor hun bruid betaald hebben. Ook gebeurt het niet
zelden, dat een trouwlustlg jongman wel het jawoord ontvangt,
maar onmachtlg Is om de gevraagde som aan de ouders te
betalen. In dat geval moet hlj ongetroost aftrekken, of kan hlj
zieh als knecht bij zijn aanstaande schoonouders verhuren en
zoo zijn schuld in arbeld afdoen X metoenggoe X . Gemakkelljk
besluit men echter niet daartoe, vooral ook om het misbruik
dat hiervan door sommige ouders, die huwbare dochters hebben,
gemaakt wordt. Het komt n.l. niet zelden voor, dat een jonge-
ling na maanden, ja jaren, om zijn vrouw gedlend te hebben,
eindelljk moet aanzlen dat een ander haar echtgenoot wordt
Het Staat dan aan de ouders of ze In dlt geval den bedrogen
minnaar al dan niet willen schadeloos stellen, doch in den regel
keert deze met ledige handen naar zijn plaats terug, om daar
zijn schände en ergernls te verbergen. Men noemt dat harttä
banggS X verloren geld X , terwijl op zulk een slachtoffer ook
het spreekwoord wordt toegepast; bangkoeng pajah tepfen
doeren, d. I. een doodmager varken, waarop een doerlstan valt.
Zijn eenmaal alle hinderpalen uit den weg geruimd, dan laat
men het aan den prlester over om den dag te bepalen waarop,
met goedvinden van alle goede en kwade geesten, de trouw-
piechtlgheld zal plaats vinden. Aan die formalitelt zal zieh
nimmer een BaliSr onttrekken, al geldt ’t ook een minder
gewichtige zaak dan het huwelijk. Intusschen heeft de bruidegom
den vrljen toegang tot de woning zljner bruid, en stelt men hem
In de gelegenheid om door het bewijzen van llefdedlensten zieh
van haar gunst te verzekeren; of de jonge dochter haar aan-
staanden echtgenoot al dan niet genegen is, doet overlgens
nlets ter zake. Zonder haar te raadplegen heeft men over haar
hand beschikt, overtuigd als men Is dat zlj als een rechtgeaarde