eeds van verre is de piek waar
■ S g M de bron zieh bevindt te herkennen
■ ■ R aan een reusachtigen, ver boven
I l n 5 | alles uitstekenden boom, tusschen
| ^ j 2 w e l k s wortels ze ontspringt. Van
den geweldigen omvang van den stam van
dezen reus kan u de teekening een denkbeeid
geven. Alles wat daarop is weerge-
geven behoort tot dien ¿¿nen boom. Door
een natuurlijke poort, gevormd door de
wortels, komt men aan de eigenlijke bron,
die bewaakt wordt door een ruw steenen
beeldje, een beschermheilige X Sila X die
er voor zorgt dat de bron nimmer opdroogt.
Längs twee bamboegootjes stört hetheldere
water zieh in een grooten vijver, tevens bad-
plaats. Aan de andere zijde ligt een tempel-
hof met enkele godenverblijven en nissen.
Zoowel bron als badplaats en tempelhof gaan
schuil onder dat ¿¿ne mächtige bladerdak.
Doch keeren we weder naar den grooten
weg terug om onzen tocht te vervolgen.
Even voorbij bovengemelde dessa Bandjar-
djawa vertieften zieh eenige reusachtige
tamarinden. Ze staan op een terrein dat
iets hooger is gelegen dan de weg, wat
ze nog grooter doet schijnen. Hier is de
begraafplaats X sSma X waar de BaliSrs
hun dooden tijdelijk aan de aarde toever-
trouwen, om ze weer te ontgraven als de
dag der verbranding nabij is. Op de teekening
ziet men op den voorgrond eenige
grafheuveltjes, eenvoudig een opeenhooping
van zand of een opeenstapeling van steenen;
soms, zooals het middelste, wat netter afge-
werkt en met een verhevenheid aan het
hoofdeinde. Aan de beide uiteinden ont-
breken nimmer eenige bamboekokers, die
tot het inwendige reiken en dienen om den
geesten gelegenheid te geven in en uit te
gaan. Vaak Staat aan het hoofdeinde een
eenvoudig offernisje of offertafeltje van
bamboe, zooals bij het voorste graf op
de teekening. Hier wordt gedurende den
eersten tijd na de begrafenis geofferd,
vruchten, rijst en drank, daar men meent
dat de doode niet plotseling alle aardsche
banden heeft verbroken, maar in den beginne
nog eenigermate voortgaat dezelfde
behoeften te gevoelen als bij zijn leven.
« S S INLANDSCHE B EG R A A FP LA A T S * SEMA * SINGARADJA
is door de schände zoodanig bezoedeld, dat al het wijwater
van Bali niet in Staat zou zijn het weer te reinigen. Verbranden
is dus het eenig mogelijke en zoo geschiedt het dan en de
vader en de overige kinderen trekken er uit en bouwen zieh in
körten tijd een nieuwe woning. Niet alleen het huis, maar ook
het geheele dorp deelt in de schände, doch gelukkig is dit nog
weder goed te maken met veel wijwater en offers en het sluiten
der tempels. Dit laatste geschiedt niet alleen door het grendelen
van de houten poortdeuren, maar bovendien legt men ter ver-
duidelijking een bos dorens op de trappen die er heen leiden.
Gedurende de afzondering sterft zoo goed als zeker ¿¿n van
de beide boosdoeners, wat maar goed is, zoo redeneert de
Balier, want van zoo’n paar menschenkinderen kan nooit veel
goeds groeien. Is de tijd voorbij, op den derden tilSm, donkere
maan, dan is het feest. In optocht, met muziek voorop, halen
de huis- en dorpsgenooten de moeder af en brengen haar in de
nieuwe woning, terwijl het hutje, tot vermaak van de jeugd, in
vlammen opgaat. De hoogere kästen hebben zieh langzamerhand
aan dit lästig gebruik weten te onttrekken. s S S ä C S ä ä S i
Onze wandeling vervolgende zien we spoedig, eveneens links,
een aardig open gebouwtje, de klokketoren. Op een vierkant
steenen voetstuk met steenen trap en aardig versierde leuning,
staatfeen op vier palen rustend getimmerte met puntig dak. AI
het houtwerk er van, zoowel de vier stijlen, als de dwarsbalken
en de latjes waarop het dikke dek van arbnvezels rust, of liever
moest rüsten, want, o gruwel, de arfcnvezels zijn hier vervangen
door gegolfd plaatijzer, is met fraai veelkleurig snijwerk over-
dekt. In het midden hangt de klok X koelkoel X een zware, uitge-
holde achtkante balk met langwerpige klankopenmg en met een
eveneens met veelkleurig snijwerk versierden top. Als dieven of
vijanden het dorp binnendringen X het laatste komt hier in
Singaradja natuurlijk niet meer voor X dan laat het dorpshoofd
op deze koelkoel alarm slaan; ieder is dan gehouden gewapend
op te komen en moet bij verzuim 1250 kfepfengs boete betalen.
Wordt door de indringers iemand gewond, dan vermeerdert de
boete tot 2 5 0 0 ; wordt iemand gedood, dan tot 5000 kepengs
of ruim zes gülden. Wij zijn nu in de hoofdplaats. Iets verder
is een kruisweg, op den hoek rechts het hospitaal, daartegenover
een ruim grasveld met groote open loods voor vergaderingen
en tooneelvoorstellingen; op den hoek links de woning van den
Poenggawa en daartegenover de drukke pasar. Voorbij het
grasveld zijn de badgelegenheden, voor mannen ¿¿n en ¿¿n voor
vrouwen en nog iets verder verheffen zieh de slanke poorten yan
den prächtigen hoofdtempel of ba^-agoeng.
Het zou ons voor heden zeker te lang ophouden, wilde ik u
het schoone en merkwaardige van dezen tempel reeds nu
toonen, we zullen dus een nadere beschouwing nog eemgen
tijd uitstellen. Alleen wil ik nog even, terwijl we in de schaduw
wat uitrusten, de geschiedenis verteilen van de reusachtige
houten klok, die hier met eenige kleinere klokken op het tweede
Achter dit terrein ligt de doodentempel X poera-dalëm X , waar
Batari Doerga, de godin des doods, wordt aangebeden. Deze
godin is oorzaak van alle droefheid en heerscheres over
duistere machten en booze invloeden; geheel de haar gewijde
dienst heeft een geheimzinnig karakter. Ieder die tooveren
wil leeren X ngléjak, ndésti X komt tot haar en brengt al
offerende en biddende vele nachten in haar tempel door. Haar
hulp wordt ingeroepen voor ernstige zieken,_ vooral als deze
bewusteloos zijn. Dan toch heeft de ziel het lichaam, maar nog
niet de aarde verlaten X mêlas atma X en vertoeft in haar
tempel, daar zij het is die de zielen voor de rechters voert,
die zullen beslissen over het toekomstig lot, of hei, of hemel.
Men smeekt haar de ziel te bevelen, terug te keeren of indien
de dood onvermijdelijk is, dit door teekenen te doen verstaan.
Dicht bij een der reuzenboomen ontwaren we een heel klein
hutje, uit bamboe en bladeren samengesteld, ’t tijdelijk verblijf
van een vrouw uit het volk, die het ongeluk heeft gehad een
jongen en een meisje tegelijk ter wereld te brengen X valscne
tweeling, këmbar salah X . De Baliër namelijk, verbeeldt zieh, dat
de beide kleintjes zieh reeds vöör de geboorte hebben schuldig
gemaakt aan bloedschande, en om nu die schände uit te wisschen
moet de moeder onmiddellijk na de bevalling haar woning en
haar dorp verlaten en naar de sëma loopen, waar zij haar intrek
neemt in een ijlings ineengezet hutje, zooals we hier zien. Pe
beide jeugdige boosdoeners worden haar nagedragen. ^rie
manen is dit hun tehuis. Eten wordt gebracht, verder worden
moeder en kinderen aan hun lot overgelaten. Het ouderlijk huis