vraeghen in *t Spaens, off hij Portugies conde fpreecken, gaff
mij voor andtwoordt: jae, ende ick vraeghde hem off hij een
Portugies was van geboorte, andtwoorde: neen, dan dat hij in
Malacca geboren was. Ende ick vraeghde hem, hoe hij hier in
’t landt gecomen was; begon toen te verhaelen, dat het omtrent
elff jaeren geleden is, dat hij van Malacca, hier op ’t eijlandt
van Baelle met comenfchap gecomen was, ende den Coninck
heeft mij hier tegen mijnen danck gehouden ende ebn-huijfvrouw
gegeven, daer ick twee kindertjes bij heb. Ende ick heb alle
jaer, als hier joncken van Malacca comen, den Coninck om
verloff gebeden, dan heeft het mij noijt willen confenteren, dan
waer ’t dat ik de kinderen niet en hadde, ick fagh nog wel uijt
het landt te comen, dan die doen mij hier houden, alfoo ’t mij
verdriet onder defe Heijdenen te wonen. Ende ick vraeghde
hem *°en^ naer fynen naem, ende gaff voor andtwoord: dat hy
Eindelijk en ten laatste breekt de dag van vertrek aan.
„Ende wij fijn aen ftrandt gegaen, ende daer comende, quam
onfe prauw naer de rivier toe om waeter te haelen. Doen dede
den Kijloer, alle fijn volck in ’t dorp ende onder de boomen
gaen, ende nam mij bij der handt, met acht off tien man bij
hem, fonder eenich geweer, ende een pafie die hem die
quitasol boven het hoofd droegh. Ende wij quamen foo bij de
prauw, ende doen quam Symon Lambertfz aen landt, die met
de prauw quam, ende den Kijloer vraeghde, wie dat het was van
’t fchip; ick andtwoorde: dat het de fchipper van ons fchip
was, doen gingen wij bij hem, ende hieten hem wellecom, ende
wij gingen onder de boomen neer fitten uijt de fon, ende
vaceerden een pot van des Conincks wijn, ende menigte van
fruijt aen Symon Lambertfz. Ende een halft ure der geweest
fijnde, quam Jan Meulenaer’s prauw, allwaer Cornelis de Hout-
man ende Jan Janfen Kaerell met quam, ende hieten den Kijloer
wellecom, ende bewefen malcanderen alle vruntfchap, ende doen
quam des Conincks broeder, met de Sabandhaer van de stad
Couterraes. Ende daer wierde een prauw gefonden aen Jan
Meulenaer’s boot, om de drij mannen te haelen, ende quam
wederomme ende brochten fe met aen landt Heur wierden
eenige gefchenken gegeven, alfoo den eenen flaegen gehadt
hadde, omdat hij in ’t waeter gefprongen hadde uijt het fchip,
ende meende wegh te fwemmen. Ende wij fijn naer den middagh,
met alle vruntfchap, doen wij de prauwen vol waeters hadden,
van malcanderen gefcheijden, ende onder ons drien met aen
boort gevaeren. Ende dit is alles wat mij wedervaeren is op
Vier jaar later, Juni 1601, verscheen Heemskerck met twee
schepen voor Bali en vond daar de beide achtergebleven
schepelingen, Emanuel Rodenburgh van Amtferdam en Jacob
Claeffen van Delf, in welstand terug, zeer bedreven in de Bali-
neesche taal, zoodat zij als tolken uitnemende diensten konden
bewijzen. De vriendschap met den koning steeg ten top, toen
Heemskerck hem een brief en eenige geschenken van Prins
Maurits aanbood. Natuurlijk dat Zijne inlandsche Majesteit niet
onder wilde doen, maar vorstelijke tegengeschenken gaf en een
brief voor Prins Maurits. Onder de geschenken bevond zieh
een Balische schoone voor den vlootvoogd, waarmede Heemskerck
wel een weinig verlegen was. Hij durfde haar echter
niet te weigeren en gaf haar dus gelegenheid tot vluchten.
Maar deze list gelukte niet, daar het buitenkansje van een
blanken echtgenool haar te zeer scheen toe te lachen, zoodat zij
het schip niet wilde vertaten. E r schoot toen niets anders over
dan haar mede te nemen. De brief aan Prins Maurits, gedateerd
7 Juli 1601, luidde: „Den Coninck van Bali fendt den Coninck
van Hollandt zynen groedt. U Admirael Cornelis van Eemskerck
is by my ghecomen, my een brief van U Hoocheit brenghende
ende verfocht aan my, dat ick toelaeten wilde de Hollanders
a lliie r te mooghen handelen, gelyck als die van Bali zelfs; waer
door ick haer ende alle, degheene U Hoocheit fendt, vergunne
alhier van te handelen als myn eyghen Ingefetene ende alfo
o f te fy in Hollant quamen; ende dat Bali ende Hollandt 66n fy.”
V S J H iermede hebben wij kennisgemaakt met de voornaamste
I a J I en uitgebreidste berichten van Hollandsche schepelingen
die het eiland Bali bezochten. De Hollanders zijn echter
■ M I niet de eerste bezoekers geweest; ze werden v6ör-
A i a l gegaan door Portugeezen en Engelschen. Het oudste
bericht omtrent Bali is van De Barros, die in zijn „Geschiedenis
der Portugeezen in IndiS” verhaalt dat omstreeks 8 0 0 eenige
Siameezen op weg naar Makassar er door storm op verzeild
raakten en later vandaar naar Java overstaken en zieh toen
op dat geheel onbekende en onbewoonde eiland vestigden.
■ P S B JH E T P R EN T J E AAN DEN AANVANG VAN DE
■ i S S lH VOO RR ED E S T E L T H ET JA A R TA L 1905
^ N H f l v O O R , IN B E E LD S CH R IF T , ZOOALS DE
■ M B b a l i e r DIT W E L G EB RU IK T B IJ DEN AAN-
K s ^ H v a n g VAN e e n v e r h a a l . i n l o n t a r b l a d
gegrift, om het jaar van de vervaardiging van het
geschrift aan te duiden; ook wel plaatst hij zulke teekens
boven tempelpoorten ter vermelding van het stichtings-
jaar. E lk cijfer is hierbij door een voorstelling vervangen,
alleen voor de nul schijnt geen bepaald teeken te bestaan.
Dit beeldschrift heet Hangka WSwatSkan; veel komt
het echter niet voor, terwijl de beteekenls er van lang
niet een ieder bekend is. De 66n wordt aangeduid door
zon of maan SS zie de teekening hierboven SS, ook
door een vogel of een man SS teekening blz. twaalf SS.
Voor de twee wordt afgebeeld een arm of een been
SS blz. twaalf; het been, waarop een gezicht is getee-
kend, is tevens het portret van een der ontelbare booze
geesten waarmede Bali, volgens zijn bewoners, heel
dicht bevolkt is SS ook wel een oog, een wenkbrauw
of een oor SS teekening hiernevens SS . Het vlammend vuur op de zeifde
teekening verbeeldt de drie; de zee SS teekening blz. twaalf SS de vier; een
boeta, een pijl of de godheid Ardjoena stellen alle de vijf voor SS de pijl en
Ardjoena op teekening blz. dertien SS . Zes is een soort bij of hommel,
sadpada, dit is zesvoeter, het zeifde insect dat op Java kombang heet
en in ’t laag Balin. tSmblilingan genaamd wordt SS blz. dertien SS. Zeven
is een berg, een paard SS beide op dezelfde teekening SS of een r 8si.
Acht is een Brahmana, een naga, slang SS blz. dertien SS of olifant
Negen is een boom, onverschillig welke, SS blz. dertien SS of een gopoera
of dwara, een poortvormige ingang of deuropening SS. Boven de gopoera
van een huistempel te Boelfelfeng vindt men het jaartal 1790 afgebeeld;
voor de 66n de zon, voor de zeven een berg en voor de negen een boom.
Het jaartal 1905 aan het begin van de voorrede is samengesteld uit
een de zon, negen een boom, de nul, en de vijf Ardjoena op zijn troon
gezeten; Ardjoena, onder een boom zittend bij het ondergaan der zon.
Dit beeldschrift, in het Javaansch TjSndrS Sangkäla, is van Indischen
oorsprong, waar het vroeger vooral in gebruik was bij de astronomen,
die hun leerboeken in dichtmaat opstelden en daarbij de gefallen door
dichterlijke voorstellingen vervingen. Ook de jaartallen in oorkonden en
handschriften werden vaak in beeldschrift aangebracht. Uit Indie is het
overgebracht naar Kambodja, Tjampa en den Indischen Archipel. Dat de
¿¿n door zon of maan wordt aangeduid zal ieder duidelijk zijn; dat de
afbeelding van een vogel ook een 66n beteekent, berust op een woord-
speling of zoo men wil, vergissing, daar het woord patanga vogel beteekent,
maar ook zon. lets dergelijks is het geval met man, daar poeroesa een
benaming is zoowel voor man of mensch als voor den Hoogsten Geest. De
afbeeldingen van de twee spreken voor zieh zelf. Daar de Indi&rs drieerlei
vuur onderscheiden, ’t noordelijk- en ’t zuidelijk offervuur en ’t huis- of
haardvuur, wordt de drie door een vuur aangeduid. De aarde wordt
verondersteld omgeven te zijn van vier oceanen, vandaar de afbeelding
van een zee of oceaan voor de vier. Boeta beteekent wezen SS de Balier
noemt een booze geest aldus SS maar ook element, waarvan er vijf volgens
de IndiSrs bestaan, namelijk de vier en nog de aether. Daar de aether
nu moeielijk valt af te beeiden, neemt de Baligr voor de vijf de afbeelding
van een van de ontelbare booze geesten, waarmede hij, zooals reeds
hierboven vermeld is, het heelal bevolkt en die voor hem vaste vormen
hebben aangenomen. Dat de vijf ook als een pijl wordt voorgesteld komt
daarvan, dat de minnegod vijf pijlen op zijn boog heeft. Ardjoena is een
van de vijf Pandawa’s, waarmede gij eenige bladzijden verder zult kenms
maken. De ze s is weer duidelijk. E r zijn zeven bergen in het geografisch
stelsel der Hindoes en zeven paarden voor den zonnewagen, vandaar berg
en paard voor de zeven; ook een rSsi, om de zeven resi’s, de zeven
sterren van den grooten beer. Brahmana is de naam van een soort van
heilige, theologische geschritten, acht in getal. E r zijn acht wereld-
olifanten, 66n voor elke windstreek, vandaar een afbeelding van een
olifant voor de acht. Daar nu voor slang en olifant hetzelfde woord naga
bestaat, wordt ook wel de afbeelding van een slang voor de acht gebezigd.
Waarom de afbeelding van een boom de negen voorstelt weet ik niet te
verklären. Het menschelijk lichaam heeft negen openmgen, vandaar dat
een opening,-in beeid-gebracht als- deur-of-pcort; de negen voorstelt