C2S9 V ER S CH IL L EN D E BO O Z E G E E S T EN CS29
lang had hij in ’t bosch
verblijf gehouden en daar-
door den val van Astinä
niet bijgewoond. Een der
K o räw ä ’s met name
Krötä-warmä was ge-
vlucht bij de verovering
van Astinä, en, vergezeld
van Kröpä, naar het bosch
geweken, waar hij Swätämä
te midden zijner ge-
beden aantrof. Swätämä
ontstelde zeer, toen hij
de vluchtelingen komen
zag, en van hen vernam,
dat Astinä in den strijd
was bezweken en dat het
lot van Doerjodänä niet
met zekerheid bekend
was daar hij verdwenen
was te midden van den
strijd. Swätämä was diep
getroffen; hij wilde deelen
in den tegenspoed van
Doerjodänä, hij moest
volstrekt met hem lijden,
want de konlng had hem
vroeger aanzlen geschon-
ken. Bovendlen hleld
Krötä-warmä weenend blj
hem aan, en Kröpä stemde
In met zijn voorstel, om
bij verrassing een aanval
te doen op de legerplaats der Pandäwä’s, terwijl zij, juist van den
strijd teruggekeerd, In den nacht door den slaap bevangen waren.
Dra was Swätämä op weg. Met spoed vertrok hij In den nacht,
vergezeld van Kröpä en Krötä-warmä. Tot de legerplaats
genaderd, sprak hij een toovergebed uit IK om den vijand in
slaap te doen blljven IK en rlchtte zieh daarop het eerst naar
de kwartieren van Dröstä-dyoemnä. Met al de bewoners van
zijn nachtverblljf was deze door vermoelenis In dlepe rust
verzonken. Swätämä sluipt iilings binnen, door Krötä-warmä en
Kröpä gevolgd, overvalt Dröstä-dyoemnä en maakt hem af en
spoedt zieh nu naar ’t verblijf van Slkandi IK jongere zuster van
Dropadi, oudere van Dröstä-dyoemnä, vrouw van Ardjoenä IK en
weldra is ook zlj ’t verraad ten prool gevallen. Het kamp geraakt
in opschuddlng. Terstond gaat Swätämä e r onstulmig op los;
al de troepen, door ontzettlng bevangen, ontrulmen de plaats,
terwijl Swätämä vuurpljlen afschiet van buitengemeene kracht.
Fluks Staat Päntjä-wälä IK zoon van Joedlstlrä IK op en rieht
C Ö 5 5 > 6 9 6 S S 3
zijn boog. Swätämä komt Ijilngs nader. Vol geestdrift bleden zij
elkaar ’t hoofd en schiefen met pljlen, maar ten laatste vlndt
Päntjä-wälä den dood. Van alle toevlucht beroofd, stuiven nu al
de krijgsbenden zonder tegenweer uiteen, en vlleden naar alle
kanten. Vele beiden worden getroffen, alleen de vrouwen
ontgaan den dood, met uitzondering van Sikandl. Elndelljk
keert Swätämä, vreezende door het daglicht te worden over-
vallen, naar het bosch terug, naar de plaats zijner godsvereering
waar hij Banowatl IK weduwe van Doerjodänä, die bij hem een
toevlucht had gezöcht IK had achtergelaten.” Bij de terugkomst
van Krösnä en de vijf Pandäwä’s in de legerplaats, was deze,
zooals we gelezen hebben, In dlepen rouw gedompeld. Luid
jammerde Döwi Koenti IK moeder van de drle oudste Pandäwä’s IK.
Döwi Dropadi IK gehuwd met de vijf Pandäwä’s, moeder van
Päntjä-wälä IK hleld niet op haar gesneuvelden zoon weeklagend
aan te roepen: „Ach, mijn zoon! Päntjä-wälä, mijn geliefde, moest
gij dan zóó weerloos sterven! In de hette des oorlogs, tegen-
over mlllloenen van vijanden, zljt gij niet gevallen. ’t Is de straf
van uw vergrijp tegen uw vader, dat gij verzulmd hebt hem te
vergezellen, om rond te dolen In den nacht. Zoo Is dan, naar
’t schljnt, voor mlj geen geluk weggelegd hier op aarde.” Zij
hield niet op zieh over den grond te wentelen. Krösnä spreekt
haar echter vertroostend toe. „Zuster Döwi, wend uw oogen
naar de Godheld! Het lot der menschen hier beneden Staat niet
in de macht van den stervellng; het Is de onveranderlijke wll der
heilige Godheld! Laa t uw hart geen wantrouwen koesteren
omtrent de beschikklngen des Albestuurders; dood en leven
behooren hem toe; hem te weerstreven Is een groote zonde.
Immers is ultnemende heerlljkheid beschoren aan den edele, die
In den oorlog sneuvelt; hij wordt verheven in den hemel; wat hij
vraagt, wordt hem toegestaan, al wäre ’t, om met zijn ouders
hereenigd te worden; voorzeker zal hij in den hemel met vader
en moeder groote zaligheld genleten. En daarom, zuster Döwi,
geef u niet al te zeer aan uwe droefheid over! Dat is niet
geoorloofd bij den dood van een uitstekend krljgsman!” Eens-
klaps verschijnt, zonder dat men weet van waar, de uitstekende
priester Bagawan Wjäsä IK die uit een steenharden vleeschklomp
de honderd Koräwä’s wist te voorschijn te brengen, vader van
Pandoe en Döstärätä. Zle bladzijde negen en dertlg. IK Ont-
steltenls vervult allen, die hem zien. Oogenblikkelljk houdt het
gejammer op. Wjäsä zet zieh neder, en konlng Krösnä haast
zieh, den grooten gast te verwelkomen. AI de Pandäwä’s
vouwen haastlg de handen; mannen en vrouwen, ajlen bewijzen
hem eerbied. Toen sprak de heilige Bagawan Wjäsä: „Ik zal
niet lang met u zamenzijn! Ik heb slechts een noodzakelljk woord
van vermaning te richten tot hen, die zieh aan overmatlge droefheid
overgeven, en rouw plegen over den dood van een zoon.”
Z E S EN Z E S T IG S T E ZANG.
Na een lange troostrede IK die Ik hier maar niet zal laten
volgen IK neemt Wjäsä afscheld en verdwijnt van zijn zltplaats,