• S S JEU GD IG E N AA KT LOOP ER S
het spannen van
tenten enz. houdt
de handen nacht
en dag bezig. Het
laatste zorgt men
voor de mondbe-
hoeften, en dit is
zeker voor elken
Baliër, het ver-
orberen uitgezon-
derd, het gewichtigste
moment van
elk karijä 1 werk,
feest, plechtigheid,
enz. K . Het slach-
ten, bakken, hakken
en braden neemt
schier geen einde.
Aan handen ont-
breekt ’t daarbij zelden. Waar wij een feestvierenden vriend
een kaartje of een bouquet zenden, daar biedt een Balinees
zieh aan om een stuk penjoevleesch SK schildpad *' fijn te hakken
of wel een speenvarken aan het spit te braden üé ng’goeling SK.
’t Is werkelijk de moeite waard om eens zoo’n groote keuken
onder den blooten hemel rond te zien. Ik raad echter ieder aan
om vooraf zijn maag het hare te geven en niet op een buiten-
kansje te rekenen, overtuigd als ik ben dat geen Europeaan den
moed zal hebben om ook maar even te proeven, laat staan te
eten. Het is een geknoei, een kneden en klotsen o m . . . . je
weet wel. Onder al deze voorbereidselen breekt eindelijk de
lang gewenschte dag aan. In den vroegen morgen begeeft zieh
de bruidegom, te voet of te paard, maar natuurlijk op zijn sier-
lijkst uitgedost, en door zijn vrienden en betrekkingen begeleid,
naar de woning zijner bruid. Daar aangekomen wordt hem door
een familielid van de laatste, als welkomstgroet de beteldoos
voorgezet. Zoodra deze de rondte heeft gedaan, komt de jonge
dochter, blozende en met neergeslagen oogen, uit de oemah
metèn te voorschijn, en begeeft zij zieh met haar gevolg recht-
s treeks naar de plaats, waar de inzegening zal geschieden.
Gewoonlijk kiest men daartoe den algemeenen dorpstempel,
doch in geval deze misschien wat veraf ligt, de sanggah of huis-
tempel. Brahmanen daarentegen trouwen immer in de pam’radjan,
gelijk hun huistempel genoemd wordt. Het mannelijk personeel
volgt op eenigen afstand. Aan de plaats gekomen, waar de
priester 9K padandâ * of bij ontstentenis van dezen een zijner
mannelijke of vrouwelijke helpers 9K balijan * de feestelingen
op wacht, worden de meegebrachte offers : rijst, bloemen, vruchten,
duiten enz. SK tjaroe K op een daartoe ingericht stellaadje neer-
gelegd. Nauwelijks is de menigte in twee rijen tegenover elkander
op den grond neergehurkt, of een schei geluid van de genta
ü£ de priesterlijke bei SK kondigt aan, dat de priester zijn hoofdstuk
uit de veda’s gaat voorlezen SK mewédâ SK. Is dit afgeloopen
dan verlaat de priester zijn verheven gestoelte SK pijasan SK en
maakt men zieh gereed om voor de booze geesten te doen wat
men zooeven voor de goden gedaan heeft. Bruid en bruidegom
ontvangen nu uit de hand van den padandä ieder een kokosnoot
en een ei, en wordt hun bevolen die tegen den grond te morselen
te gooien. Zoodra ze dit verricht hebben, bukken zij zieh om
de verspreide stukken op te rapen, om die daarna met het aan-
gezicht beurtelings naar de vier windstreken en ten laatste naar
boven gekeerd, één voor één over het hoofd weg te werpen.
Deze handeling heeft ten doel om zorg te dragen dat alle
mogelijke booze geesten hun aandeel van de tjaroe ontvangen.
E r mocht er eens een vergeten worden, die zeker niet zou
nalaten om zieh over dergelijke miskenning aan het echtpaar te
wreken ! Ik weet wel, de priesters naar de beteekenis van deze
ceremonie gevraagd wordende, zullen u niet van demons maar van
de goden spreken en ter bevestiging zieh o. a. ook op den naam
menjoembah SK aanbidden, zieh voor een meerdere neerbuigen SK
beroepen, maar we mögen gelooven dat hier het hoofd recht-
zinniger is dan het hart. In elk geval weet de menigte, die
siwa tot haar hoofdgod gekozen heeft, alleen van booze
Na een körte pauze plaatst het bruidspaar zieh in demoedige
houding voor den priester, die hen nu uit een pot met wijwater
dermate besprenkeld of liever overgiet, dat hun liefdegloed al
zeer hevig moet zijn om door zulk een koud bad niet plotseling
afgekoeld te worden. Druipstaartende in den meest letterlijken
zin van het woord, onttrekken zij zieh eindelijk aan de bespren-
keling en begeeft ieder zieh naar een afzonderlijke plaats om
daar van kleeding te wisselen. In den tempel teruggekeerd,
komen zè nog even met het wijwater in aanraking, waarna
onmiddellijk tot het laatste gedeelte van de plechtige vertooning
wordt overgegaan. Dit bestaat daarin dat bruid en bruidegom
naast elkander op den grond neerhurken en hun door een der
helpers een pisangblad met rijst en toebehooren wordt aange-
boden. Na dit in ontvangst te hebben genomen, nemen ze beurtelings,
naar de gewoonte der inlanders, een handvol rijst, doopen
die even in de sambal en stoppen die daarna elkander in den
mond SK ngesopin SK. Z e leggen daarmede de stille verklaring
af, dat ze geneigd en gezind zijn, om van nu voortaan het lief
en leed dezer aarde eerlijk met elkander te deelen; wel te
verstaan altijd, deelen op Balische manier. Hiermede wordt het
huwelijk voltrokken verklaard, en keert men in dezelfde orde
naar de woning van de ouders der bruid terug. AI naar gelang
van de omstandigheden volgen nu optochten, maaltijden en wat
al zoo meer tot een Balische bruiloft behoort. Zoodra de avond
valt wordt de jonge vrouw, oudsher in een open draagstoel SK
djoli SK of te paard, maar tegenwoordig meest te voet, in triomf
naar de woning van haar bruidegom gebracht. Soms zet men
hier het feestvieren nog
voort, maar in den regel is
de pret daarmede afgeloopen.
De schoonmoeder of
een ander vrouwelijk familielid
geleidt de beschaamde
naar het voor haar in gereed-
heid gebrachte slaapvertrek
en geeft hiermede het sein
aan de vrienden om ook den
jongman van hun gezelschap
te ontslaan. Wij nemen met
hen van de boentjing SK bruid
ti bruidegom SK afscheid, om
hen straks als man en vrouw
andermaal op het tooneel
te brengen.
Van elders zal het den lezers
reeds bekend zijn dat de
polygamie ook op Bali in
zwang is. Het ligt dan ook
niet in mijn plan om uitvoerig
bij dit onderwerp, dat groote
struikelblok voor een geluk-
kigen echt, stil te staan. We
zullen er ons slechts in zoo-
verre mee bezig houden als
noodig is om deze schets
van het lot der Balische
vrouw eenigszins volledig te
maken. Uit belangstelling in dit volk zou ’t ons aangenaam zijn,
wanneer we mochten getuigen dat ook dit misbruik niet op de
hagamä maar enkel op de adat gegrond is. Dit is evenwel niet
het geval. In tegendeel, de heilige boeken beschouwen het als
een zaak, die van zelf spreekt, en is ’t dat hier of daar nog
voorschriften daaromtrent gegeven zijn, dan hebben deze alleen
betrekking op de voorrechten van de eene käste boven de
andere. Van beperking der polygamie, van bescherming der
vrouw tegen misbruik, is nergens sprake. Ziet hier in ’t kort
wat den Baliërs daaromtrent geleerd wordt. Een man mag zoo
veel vrouwen hebben als hem goeddunkt en hij onderhouden
kan. Alleen is het ieder ten strengste verboden om zijn weder-
helft te kiezen uit een hoogere käste dan die waartoe hij zelf
behoort. Elke overtreding van dit verbod behoort met den dood
gestraft te worden. Vroeger, en in sommige streken van Bali
ook nu nog wel eens een enkele maal, werd het schuldige paar
levend in zakken genaaid en zoo_ in zee geworpen, doch door
invloed van ons gouvernement is dit sedert in levenslange
verbanning veranderd. Hieruit volgt dat Brahmanen^ uit al de
vier kästen hun keuze kunnen doen, terwijl soedra’s zieh slechts
met soedra’s mögen vermengen. De vrouwen van deze laatsten
zijn hiermede echter voor altijd aan de genade van al wat op
dit eiland man heet overgegeven. Een Brahmaan, die tot priester
is opgeklommen, mag niet meer dan vier vrouwen, uit elke käste
ééne, hebben. De eerste vrouw kiest men gewoonlijk uit zijn
eigen käste en deze blijft in den regel de toongeefster in het
echtelijk gezelschap. Het Staat anders den man vrij om de
meeste rechten te geven aan de vrouw, voor wie hij de meeste
genegenheid koestert, terwijl het een vrouw niet past zieh daar-
tegen te verzetten. De vrouw moet volgen en zonder klagen, ja
met dankbaarheid aannemen, wat de heer en meester haar
gelieft toe te staan. En weè! zoo de begeerte ooit in haar
mocht opkomen om in de armen van een ander zieh over
miskenning als anderszins te willen wreken! Zij weet dat haar
echtgenoot dan niet aarzelen zal van zijn recht gebruik te maken
om haar bij de eerste ontdekking onmiddellijk te krissen of als
een geringe slavin aan den meestbiedende te verkoopen. Hierbij
komt nog dat de wet den man vrijheid geeft om zijn vrouw, en
zulks voor zoo lang hij verkiest, aan haar lot over te laten of
haar als pandelinge aan een zijner schuldëischers over te
geven. Schiet zij op eenigerlei wijze te kort in het bedienen
iK ngajahin iK dan kan hij zieh voor goed van haar laten scheiden
ÎK mepasah <K, in welk geval zij alle aanspraak op de kinderen
verliest en met een derde gedeelte van de roerende goederen
naar haar familie kan terugkeeren. In zeer enkele gevallen
slechts, o. a. van herhaalde en grove mishandeling, kan de vrouw
de scheiding verzoeken. Staat de wet haar die na langdurig
onderzoek toe, dan trekt zij met ledige handen af, terwijl het
dan nog van den man af hangt of hij al dan niet van de familie
de terugbetaling van den koopprijs eischen wil. Men zal dan
ook begrijpen dat weinige vrouwen, vooral onder hen, die geen
vorst of hoofd in haar familie teilen, uit eigen beweging tot
scheiding overgaan: Veelwijverij komt echter niet zooveel voor
als men wel denken zou; voornamelijk wel omdat er op Bali,
evenals overal elders, niet zoo heel veel meer vrouwen dan
mannen zijn, en elke man dus bezwaarlijk meer dan één vrouw
kan hebben. Slechts enkele hoofden kunnen zieh de weelde
van twee of drie vrouwen veroorloven. De vorsten hebben er
natuurlijk meer, anders zouden ze geen vorsten zijn. Zoo zegt
men dat de radja van Tabanan er niet minder dan dertig op na
houdt SK altijd behalve de bijwijven ¡K, terwijl de harem van den
déwa-agoeng in Kloengkoeng nog talrijker bevolkt moet zijn.
De koning waar Lintgens iK De schrijver van het oude reis-
verhaal; blz. negen * kennis mede maakte had twee honderd
vrouwen en diens „Kijloer tien echte vrouwen, behalve de
concubijnen, daer hy by flaept als ’t hem belieft.” Verder
vertelt hij : „Defen Edelman verhaelde mede, dat men op
’t Eylandt van Baelle een vrouw voor 20.000 cashes can coopen,
dat omtrent twee ftucken van 8 ° fynj dan de mansperfoonen fyn
naervenant duerder.”