^ IT W ER K IS VERSCHENEN IN DRIE G ED E E L T EN . H ET E ER -
r S T E , B EV AT T EN D E DE VOO RR ED E EN DE B LADZ IJDEN 1
T O T EN MET 80, WAS G ER E ED IN F EBRU A R 1 1906. B IJ H ET
I VER SCHIJNEN DAARVAN S C H R E E F IK SS OP E EN LO S INGE- I VOEGD V E L SS HET VOLG EN D E : „VOOR H ET U ITG EVEN VAN I DIT W ER K ONTVING IK EENIGEN ST EUN VAN DE VEREENI-
I GING „OOST EN W E S T ” T E ’S-GRAVENHAGE EN VAN DEN
1 NEDERLANDSCH-INDISCHEN KUNSTKRING T E BATAVIA,
f VOOR H ET VOLVO ER EN VAN MIJN PLAN HEB IK NOG HULP
NOODIG VAN V E L EN ; IK TW I J F E L ER E C H T E R NIET AAN
of ook nog van andere zijden zal mij die geworden. Voorloopig ben ik, behalve aan
bovengenoemde vereenigingen, dank verschuldigd aan velen, die, zoowel in Indië
als in Holland, met raad en daad mij hebben bijgestaan. In Indië vooral aan den
Resident van Bali en Lombok J . Eschbach, die mij, evenals de Assistent-resident
te Mataram C. L . Udo de Haes, met de grootste gastvrijheid in zijn gezin opnam
niet alleen, maar mij in alles met de meeste bereidwilligheid heeft bijgestaan. Ook
de contrôleur C . A. van Affelen van Saemsfoort te Selong op Oost-Lombok ver-
leende mij gastvrijheid en stond mij in veel ten dienste, evenals de sec retaris Ph. J .
van Marie, de contrôleur H. J . E . F . Schwartz, de contrôleur Ph. F . Laging Tobias
te Singaradja en de asp.-controleur H. P. Co o rs te Selong. In Holland ben ik vooral
veel verplicht aan G. P. Rouffaer, Den Haag, die niet alleen zoo bereidwiliig was de
voorrede te schrijven, maar mij in vele opzichten, vooral ook met zijn groote belezen-
heid ten opzichte van Indië, zijn hulp verleende. Verder wensch ik hier nog mijn
dank te betuigen aan Prof. Kern te Utrecht; den directeur van het Rijks Ethnographisch
Museum ie Leiden Dr. J . D. E . Schmeltz, Dr. H. H. Juynboll en Dr. Th. W.
Juynboll, eveneens te Leiden; J . F. L . de Balbian Verster en Mr. Dr. J . C . G. Jonker
te Amsterdam en aan allen, die op de een of andere wijze hebben bijgedragen tot
het tot stand komen van dit eerste gedeelte.”
■ ■ H B O E N H ET TW E ED E D E E L , B L Z . 81 T O T EN M E T 160, V ER SCH E EN
K a B E f t s S JANUARI 1909 SS S C H R E E F IK: „EEN GERUIME T IJD IS E R VER-
l N I K f LOOPEN TU SSCH EN H ET VERSCHIJNEN VAN DIT EN VAN H ET
^ ■ ^ E E R S T E D E E L : M E ER DAN T IEN MAANDEN VAN DIEN T IJD SS 14 MEI
P 2 A l € l 9 0 6 T O T 30 MAART 1907 SS ZIJN B E S T E E D AAN EEN TW E ED E
reis naar Bali en Lombok SS mijn derde tocht naar Insulinde SS. Bijna zeven maan-
den SS 2 4 Juli tot 17 Febr. SS heb ik aan één stuk Bali te voet en te paard doorkruist,
zijn kusten bezocht per stoomboot, sloep of inlandsche prauw. Op zes verschillende
plaatsen ben ik het eiiand van zuid naar noord, of omgekeerd, doorgetrokken en
heb daarbij wegen bewandeld, streken bezocht en bergen beklommen die vöör mij
door geen Europeaan waren betreden. Ook rondom het eiiand maakte ik lange
tochten. Van alle ambtenaren die er mij de vorige maal met zooveel welwillendheid
hadden bijgestaan was nog alleen de heer Schwartz aanwezig; ook ditmaal had ik
weer veel aan dezen te danken, hoewel ons beider heen en w eer trekken mij helaas
weinig in zijn gezelschap bracht. Verder ontmoette ik er den contrôleur E . Kalff,
met wien ik reeds gedurende mijn vorige re is op Lombok had kennis gemaakt, den
secretaris H. Craandijk, de contrôleurs C . E . Sayers, A. M. Sandveld, J . J . Fraser,
J . de Haan en den aspirant-controleur S . K. Wieling, die ik allen veel dank voor
hulp of gastvrijheid verschuldigd ben. De vorige maal schreef ik op deze plaats:
„Voor het volvoeren van mijn plan”, n.l. het voleinden van dit werk „heb ik nog hulp
noodig van velen; ik twijfel er echter niet aan of ook nog van andere zijden zal mij
die geworden;” en ik heb mij niet vergist. H. M. de Koningin en H. M. de Koningin-
Moeder verleenden mij, voor het volbrengen van mijn tweede reis, een geldelijken
steun, en wel door de gewaardeerde bemiddeling van de Heeren G. W. W. C. baron
van Hoevell, Prof. Dr. A. W. Nieuwenhuis en Dr. J . D. E . Schmeltz te Leiden. Z.Ex.
de Minister van Kolonien Mr. D. Fo ck w as zoo welwillend mij een aanbeveling mede
te geven voor Z. Ex. den Gouverneur-Generaal van Heutsz, welke laatste mij verlof
gaf mij bij de Bali-expeditie aan te sluiten, terwijl het Ministerie van Kolonien de
uitgave van dit werk steunde door aankoop van een zeker aantal exemplaren. Verder
kende ook de Maatschappij Nederland mij een niet onbelangrijken steun toe
en wist de heer G. P. Rouffaer van eenige kunstminnaren en belangstellenden in onze
Kolonien nog finantieelen steun voor mij te verwerven. Hem en den vriendelijken
gevers, die misschien wel liever niet genoemd wenschen te worden, hierbij mijn
Allen opnoemen die op een of andere wijze hielpen de zware taak een weinig te
verliebten, die ik mij vrijwillig en blijmoedig op de schouders had gelegd, dat gaat
niet aan — het zijn er te veel; al die ongenoemden dus hierbij nogmaals mijn dank.
Toch voel ik mij gedrongen uit die velen nog enkelen te vermelden, en dan noem ik
in de eerste plaats den bevelhebber van onze zeemacht voor Sanoer, den kapitein
ter zee J . van den Bosch, de commandanten van de „Mataram” en van het opne-
mingsvaartuig „van Gogh”, Souterdam en L . v. d. Wal, luiLter zee 1ste klasse en dan
nog J . G. v. d. Laan, luit. ter zee 2 de klasse, eveneens van de „Van Gogh”. Den heer
Lambach, hoofdagent der Kon. Pakketvaart-Mij. ben ik dank verschuldigd voor de
gastvrijheid mij verleend aan boord van de „Both” op de reede van Sanoer. Ook
gedurende den körten tijd dat ik mij aansloot bij het expeditie leger ondervond ik
veel goeds; ik reken ’t mij tot een aangenamen plicht hier te noemen den kapitein
van de staf S. H. Schutstal van Woudenberg, den commandant van het11de bataillon,
majoor J . Brijan en zijn adjudant J . van Holst Pellekaan, den chef van den inten-
dance, luit.-kolonel F. A. B res se r, den chef van den geneeskundigen dienst, majoor
J . B. van Deventer en den offic. van gezondheid J . Luining.”
■ ■ ■ n nu is het derde gedeelte gereed en heb ik daarmede het werk afgesloten,
1 2 # « ' hoewel ik nog lang niet aan het einde van mijn aanteekeningen ben en nog
een Stapel schetsen heb liggen, die, indien uitgewerkt, een lange reeks
van nieuwe beeiden van de beide eilanden zouden vertoonen. Vele onder-
B h h werpen zijn nog niet of maar nauwelijks aangeroerd, doch het doel dat
ik beoogde met het maken van dit boek SS zie blz. 1 SS zou zeker niet dichter gena-
derd worden, door nog een deel met weer een menigte prenten er aan toe te voegen,
integendeel, de overvloed zou slechts schaden en vermoeien. Daarom laatik het
hierbij in de hoop velen te hebben opgewekt SS ik weet dat er reeds waren die aan
mijn roepstem gehoor gaven SS en nog te zullen opwekken om mijn voorbeeld te
volgen en op te gaan naar Tropisch Nederland I
AAN BOORD VAN „DE ZW ER V ER ” NOVEMBER MCMX SS