« S i l AAN H ET STRAND X O O S T K U S T VAN LOMBOK I22S»
^ A A N D E N L E Z E R I l g ä
E T DO E L DAT IK BEOOG M ET H ET MAKEN
VAN DIT BO EK IS, DE OOGEN T E OPENEN,
NIET A L L E EN VAN HEN DIE W E L IN INDIE
ZIJN G EW E E S T , MAAR E R D E WONDERE
SCHOONHEID VAN NATUUR EN KUNST
NIET WIST EN T E ONTDEKKEN EN IN ZICH
OP T E NEMEN; DOCH OOK VOORAL VAN
DEGENEN, DIE NOOIT H E T G E LU K HADDEN
INSULINDE T E MÖGEN AANSCHOUWEN, EN
DIE DESNIETTEMIN LUIDE DE MEENING
verkündigen: „Indie is niet mooi; Indie kan niet mooi zijn
met dat eeuwige groen' en die altijd brandende zon; dáár
is voor een kunstenaar niets vandaan te halen.” Vooral ook
collega’s wenschte ik wel van dit dwaalbegrip, bij de meeste
van hen nog steeds als waarheid erkend, te genezen en hun
aan te sporen om mijn voetstappen te volgen, door eveneens
op te gaan naar dat groote wonderland dat zieh slingert om
den evenaar. Want Indie is zoo reusachtig groot en bergt
zoovele, zoo ontelbaar vele nog nooit ontgonnen schatten, dat
één mensch slechts een uiterst klein gedeelte daarvan zal
kunnen aan den dag brengen; en zoo zal ik al dankbaar wezen
als het mij gegeven mag zijn, een gedeelte, en natuurlijk ook
alweer maar een klein gedeelte, van de vele schoonheden dier
twee eilanden, Bali en Lombok, te onthullen. Als ge mijn boek
hebt doorgezien en overtuigd zijt geworden, dat deze twee
eilanden veel heerlijks, veel goddelijks bevatten, neem dan de
kaart van onze Oost en zie dat het slechts kleine stipjes zijn;
en weet dan, dat al die andere, deels ontzaglijk veel grootere
eilanden, elk voor zieh weer andere schoonheden, weer andere
kunst verborgen houden; tot e r eindelijk eens iemand komt,
wien het gegeven zal zijn ze te ontdekken. Schilders en beeld-
houwers X want ook gij zult daar onder de talrijke volkstypen
de prächtigste onderwerpen maar voor het grijpen hebben X :
— op dus; naar onze Oost om met vlijt en vroomheid er te
dienen „de Godin die wacht”, en die niet één, maar vele, zeer
vele priesters noodig heeft. Dit boek zal dus zijn een weer-
spiegeling van al wat ik ontdekte X ik mag hier van ontdekken
spreken, want geen was er vóór mij, die door zijn werk mij
een steun is geweest bij het doorgronden van Indié’s trotsche
natuur X ; natuurlijk slechts een onvolkomen weerspiegeling,
want nooit kan, wat de ziel doorleefde, geheel in lijn en tint op
het papier terug worden geroepen; waarbij nog komt dat ik u
hier slechts reproducties aan kan bieden, die weer veel van den
indruk, dien een teekening teweeg kan brengen, verloren doen
gaan. Toch hoop ik U, nadat ge dit werk bedachtzaam hebt door-
bladerd, de overtuiging te hebben gegeven, dat Indie een land is,
overvloeiende van ongekende pracht. De teekeningen zijn in
dit boek natuurlijk de hoofdzäak; toch was het niet wel mogelijk
teekeningen alléén te geven. Teekeningen of schilderijen met
schaapskooien of Hollandsche binnenhuisjes behoeven geen
bijschrift; die spreken voor zieh zelf, daar de onderwerpen
ons allen bekend zijn. Niet alzoo met deze prenten. De meesten,
ja zoo goed als allen, hebben door het geheel onbekende van
het onderwerp een uitleg noodig; vandaar ook tekst. Daar ik
nu toch ook eigenlijk alleen van het door mij gemaakte uitleg
geven kon, zoo heb ik ook het schrijven van den tekst wel
moeten op mij nemen, hoewel schrijven in het geheel mijn lust
en kracht niet is. Men verwachte dus geen lofdichten in proza
op Indié’s natuur en kunst, maar slechts een beschrijving,
een uitleg, als noodzakelijke aanvulling van de teekeningen.