« a » ORNAMENT OP Z IJDEN SA BO EK C2SS
■< »AAT ONS DEZEN AVOND WED ER DE BRATA-JOEDA
Ö T E R HAND NEMEN EN DE BALINE ESCHE . T E E K E -
■ fco S lN IN G EN , DIE E R B E TR EK K IN G OP HEBBEN, E R B IJ
IjNEMEN. £ WE BEGINNEN NU B IJ DEN AANVANG
4 u a n H ET VERHAAL, B IJ DEN E E R S T EN ZANG. £
Zeer onbedreven in ’t schrijven is ’s Vorsten dienaar, die op
hoog bevel de bewerking onderneemt van ’s Vorsten h° °9 9 e™ <|,!1„d
gedieht, het uitstekend verhaal, ^at den naam draagt van Brätä-
joedS, en waarvan het onderwerpis de knjg tusschen de Pandäwä s
en de Koräwä’s ”. T e r verklär mg
of KorSwS’s zijn de zonon .an
Wjäsä £ vader vän Pandoe en Dästärätä £ honderd zonen
ter wereld kwamen, eerst Doerjodänä pp den zelfden dag als
de Pandäwä Wräkodärä, dan Doesasänä en zoo» al de overigen
binnen den tiid van één maand. Zoowel Pandäwä s als Koräwä s
werden aan het hof van Dfestärätä te Astinä opgevoed, doch
de eerste waren de meest beminden en kwamen in groot
aanzien, zoo zelfs dat Dästärätä met voorbijgaan van zijn
eiqen zonen, één van de Pandäwä’s , Joedistirä, tot kroonprins
benoemde. Dit verwekte natuurlijk groote afgunst onder de
Koräwä’s , vooral bij één van hen,Doerjodänä, die nu alle mogelijke
moeite deed om de Pandäwä’s te verdringen, ja ten laatste van
zijn vader gedaan wist te krijgen dat deze ze uit de hofp aats
verwijderde en ze een andere stad, Waranawata, tot woonplaats
aanwees. Zijn bedoeling was eigenlijk ze aldaar heimelijkom
het leven te brengen en wel op een heel gemeene mamer. Door
een vertrouweling had hij in Waranawata een huis laten bouwen,
waarvan de muren met hars of lak bestreken waren en met
allerlei brandbare stoffen opgevUld. Hier had hij ze in de vlammen
willen doen omkomen; ze werden echter nog bijtijds voor
het dreigend verraad gewaarschuwd en staken later zelf net
huis in brand tijdens een gastmaal, waarbij de vertrouweling
van Doerjodänä aanwezig was die dan ook in de vlammen
omkwam. Een vrouw met vijf zonen, die eveneens aan het
gastmaal aanzaten, kwamen ook om het leven; hun lijken werden
voor die van de Pandäwä’s en hun' moeder aangezien en de
tijding van hun dood aan DSstärätä gebracht, die daarop de
gebruikelijke lijkoffers voor hen verrichten deed. De Pandäwa s
maakten zieh met hun moeder uit de voeten en trokken nog
meer zuidwaarts; hun avonturen en moedjge daden maakten
hen echter weldra weer bekend, waarop Dfestärätä besloot hun
de helft van zijn rijk af te staan. Zij stichtten nu een meuwe
stad Indra-prasta, die weldra in rijkdom en grootte uitmuntte.
Doerjodänä bezocht hen na verloop van eenigen tijd en werd
door dit bezoek met nieuwen afgunst en wrok bez'eld. Vooral
de vergaderzaal der Pandäwä’s was een wonder van bouwkunst,
de vloer van kristal was van zoo’n zuiverheid en gians dat_ hij
dien voor een vijver aanzag en even daarna in een werkelijken
vijver viel dien hij nu dacht ook zeker een vloer te zijn. Te
Astinä teruggekeerd zon Doerjodänä op wraak. H ij wist zqn
vader over te halen ook zoo’n prächtige zaal te houwen en
noodigde op raad van Sakoeni, zijn vertrouwde,
tot een dobbelspel, waarin Sakoen. zeer ervaren was. Joed.st.rä
trok met Draupadi £ de vrouw van alle vijf Pandäwä s £ en
zijn andere vrouwen en een grooten stoet naar Astinä,
gevolgd door zijn broeders. Bij het dobbelspel w.erp Sakoen
de steenen voor Doerjodänä en deed hem door valsch p
Joedistirä’s schatten, zijn heir, zijn broeders en ten laatste hem
zelf en Draupadi winnen. E en_d e r Koräwä s wdde zieh nu