I'! i í i
il
CAMPHOHATA ATSICANA LIMBEIXARA. RKITLISCLKS
C A R XL
CAMPHORATA AFRICANA UMBEL
LATA FRUTESCENS HERMANN! .
CLariíIimus Hermánnus in catálogo
•plantarum , qui foß editmn far adifirn
Batavum referitar , hunc fruticem
Camfhoratam umbellaìam appellai , ut
diftingui queatab alio Camphorata gensre,
quod uterqueBauhinus&alii deicripferant
; quid Hermanum, prscer folam externara
faciera, hunc fruticem eoderh indigitare
nomine raoverit, melateti hoc
ipfum tametl fervabonomen , primo quum
& ilio folo in Batavorura hortis innoteCcat,
dein quum & frutex fit quod nullam
cum hadenus notis urabelliferis habeat
affinitaterai
E Radicibus , quas habet fibrofas hié
frutex , caulis exfurgit lignofus , cineritius,
qui ftatim in varios divaricaturramulos
rotundos & virides , his adftant
nullo habito ordine parva rotunda angut
t a& vindia folia , qus penicilli in morera
numero incerta conjunguntur.
Ramulorum furaraitatem flofculi albicantesin
umbellam congefti exornant plurimi
monopetali quinquifidi , in quorum
medio prxter ftylum nutritivum itamina
reperiuntur quatuor apicibus Juteis prxdita.
Floribus evanidis gemina fimul junfta
fequuntur femina parva , nuda non ftnata.
Fronde viret hic Frutex perpetuà , & auguili
initio fingulis annis floret.
D En vertnaarde tieer Hermans heefi
dit heefter in/jn regifter der planten,
die gevonden werd achter den Paradiibs
Batavus de naam gegeeven i;iiwCamphorata
umbellata , op dat het foude können
werden onderfcheyde 'uan dat ander geflacht
'van Camphorata het geen de tivee
'vermaarde Heeren Bauhmus en anderen
hebben hefchreven • wat den Heer Hermans
bewoogen heeft dit heefter met die
naam 'voor teßellen weet ich^niet , in dien
men de nyterlyc^e gedaante alleen ter ^ j -
de fielt; dte naam fal ick^ nochtans behau,
de , eensdeels om dat het op die naam alleen
in de Ho'ven ^an Holland is bekend,
ten andere om dat het een heefter is , dai
geen ds minftegemeenfchap heeft met de tot
noch toe bebende krans ofte l^oon-kens
kruyden.
Uyt de ivortelen, die dit gewas vefeL
achttg heeft , k.omt een houtachtige en afgraauwe
fiengh ie ^oorfcheyn, dießch aanfionts
m -verfcheyde tacken verfprejd, die
rond en groen , aan dewekke fonder de
minfte ordere kleyne rondefmalle en groene
bladenftaan, dte nu meer dan minder by den
andere als een penceel gevoeght
l^eel ivitte bloemkjens krans ivyfe by den
anderegevoeght, 'vercierende toppen^an
deefe taxkens , f y een bladtgh en in
vyve verdeelt , in weldicr midde •werden
behalvede bloem-ftyl ^ier bloem-dradenge-
'vonden , die met geele hoofdekem 'verßen
^ n .
IVmneer de bloemen 'vergaan foo
kamen m deffelfs plaats fivee :^aaden tegen
den andere gevoeght , die naackt, kleyn,
en ongeneurd :^yn.
Dit heefter is altyd groen , en draaght
jaarlyc^s in het begin -van auguftus bloemen.
R»^ Den
• H.
Mm;. !»
. I
• i i
' t
r i