K E T M I A . AMÍJUCANA XJRKMS I"LOILE LUTEO, TRUCTTJ FYKA-MIDAII SVU
k L
( I S O
C A P . LXXVII.
KETMIA AMERICANA URENS AN^
NUA FLORE LUTEO, FRUCTU PYRAMIDALI
SULCATO.
Efeminibus ex America in Europam
primo advedis , fingulis annis pulcernma
hxc Ketmiain Horto medico floret
& Seminaprofert matura, qus primo
intuitu facile cum ^hea Mofcata Pifonis
& ^Icea hirfuta, flore flavo feminemof.
cato Marggra-vü poíTet confundi, nifi totius
planta ftrudura, &femina mofchum
nequaquam redolentia , paulo examinentur
accuratius , quse Alcea mofcata etiam
fingulis annis in Horto medico floret &
íemina profert matura.
Radicem habet hxc Ketmia albam &
nbrofam.
Gaulis eft fefqui pedalis , qui undique
foliis ornantur , ut plurimum quinquifidis,
vetufliora intellige, atnonnunquam
tnfidis & quadrifidis, júniora puto, e foliorum
alis exit pediculus digitum longus,
fuítmens e perianthio monophyllo , quod
undique cingunt novem decemve folíola
ftellatim pofita, florera magnum luteum,
pentapetalum , unguibus purpuréis pr^-
ditum , è cujus medio exit piftillum albicans
a bafi ad apicem ufque eminentiis
luteis prxditus, hujus piftilli fummitatem
Itamina occupant quinqué atro purpurea.
Florem capfula fequitur feminalis per
maturitatem cineracea , quinqué fulcis &
anguhs prasdita , totidem intus cavitates
delignantcs , quae per maturitatem a fe
invicem dehifcunt , & intus duplici ferie
lemma continent parva, fufca, reniformia,
omni odore & fapore deftituta.
Floret menfibus junio & julio, femina
augufto & ieptembri perficiuntur.
aTt :^aaden , die eerfi uyt America
in Europa overgevoerd ,
draaght deefe Ketmia alle jaaren Bloemen
en geeft rj^e ^aaden in de Medicyn-hof,
dewelcke met de eerfte ofßagh feer licht
fonde können iverden onder een verward
met den Alcea Mofcata Pifonis, en Alcea
hirfuta , flore flavo , fcmine mofcato
Marggravii, ten ^y men het geheele geßel
derflant, en der ;^aaden, die naageen mofcus
en ruycke, naarßigh gaadeßaat, rnkke
»Atcea Mofcata oocijaarljc{in de Medicyn
hof bloemen en ^^aaden draaght.
Deefe Ketmia heeft een ivitte en vefelachtige
wortel.
De fiengh is anderhahe n:oet hoogh,
die over al ver der d werddoor bladen, die
gemeenelyk. in vyve ^n verdeelt , ver.
fiaat hier meede de oude hladen, hy wjlen
Kjnfyoochin drienenvieren verdeelt , ick_
meene de jonge bladen , ujt de oxelen der
bladen fpuyt een fleelke , die een vtnger
langhts, en op een eenUadige bloemiooher,
die door negen ofte tien bladekens ftars
ge^ys -werd omvangen , een groote , een-
Uadige en geeleUoem draaght, ujt 'welckers
mtdde een ßamferke , (piflillumW^i
overalgeeleuytfieeckfeh heeft, voortkomt
aan welckers top vyf doncker farpere bloemdraaden
ßaan.
Naa de bloem volghi een ^aad-huys ,
dat ryp ;^nde ajgraamv, en met vyfveuren
en hoecken verften is, diefoo veel holltgheeden
verbeelden, deefe hoUtgheeden wanneerfy
ryp ^jn ,gaan vanfelve open, en be-
Jluyten van hinnen in tivee reegels l^leyne
bruyne en nierswyfe ^aaden, die reucUoch
/maacl^hebben.
_ Het draaght bloemen in de maandenjumus
enjulms, en geeft rype ;^aaden in augujlm
en feptember.
H h h h Xisgß