TxTKÀGOXOCAltrOS jVrKIC : RADICE MAGISTA, CHASSA XT CABKOSA .
IO a,.
•'ili'
" 1 I
i, [t
C A^ P. CIL
TETRAGONOCARPOS AFRICANA RADICE
MAGNA, CRASSA, ET
CARNOSA.
RAdice gaudet perenni fubflavà, craiTàj
Spichamum longà, & iapore dulci
predica.
Ex ipsa radice cauliculi aliquot proveniunt
humi fufi , his folia nullo iervato
ordine aditane craffa, fucculenta, ex angufto
principio in mucronem latum exeuntia,
per margines squalia, & fapore fubacido
inftar foliorum Portulacse fativae
praedita.
In cauliculorum fummitatibus flores apparent
longis fuftenti pediculis , pentapetali
, (rariflìnie tetrapetali) lutei , qui ftilum
habent nutritivum , & viridem, cui
multa circumftant ftamina lutea.
Singulis floribus fruftus fuccedit quadrangularis
, feu frudus durus, unicum
intus nucleum feu femen continens, huic
fruftui quatur erainentix inftar alarum adftant.
Meniibus floret xftivis , femina nonnunquam
, fed rariffime in in hifce regionibus
, autumno perficiuntur.
Dlt gewas heeft een ivortel , die des
winters niet wergaat , gedachtigh ,-
dick., een /pan langh, en foet uan fmaai^
Dyt de wortel hpomen eenigen fleelkens
voort , die langhs het aardryci^ nederleggen
, Witar aan fonder eetnge ardere did^e
en fafachtige bladen fiaan , die •voor aan
de fteel fmd , aan het ejn.de breed , en
aan de ^den effen en gelyck, ^jw , der
/¿he [maack. is eenighpnts fmr geiyck_ als
de bladen zian de Portulaca fativa.
Op de top der tacken doenJtch bloemen
op, die op Unge fleelkens ftaan, %'yf bladig
[felden vierbladigh) en geel:^yn^ dee-
Je bloemen hehhen een groene bloemftyl, om
ivelcke rondom 'veel geele bloem-draaden
fiaan.
Naa ider bloem volghi een vierì^antige
urught , ofte anders een barde -vrught,
die een pit ofte :^aad in fich be/luyt, ivaar
aan vier uytfteecksel als uleugelen ftaan.
Het draaght bloemen in de foomer maanden
, en geeft bywylen , maar felden in
deefe geweften, rype i^aaden in den herfft.
K k k k k C A Pi
r