A s ' « k o j ^ M 1 C A R P O S ír t h ^ X S C Í ^ S TOXIIS ^I A ^ i k i
II
) If ,<
tell'
C A R XXXII
ASTEROPLATYCARPOS AFRICANA
FRUTESCENS CRITHMI MARINI
FOLIIS.
AZle de behende planten, welckcrs
bloemen bundelwys te famen gevoeght
zyn , en rontomlopende bloembladcn
hebben , deefen allen , fegh ,
geeven naackte zaaden naa ider bloem,
deefe zaaden zyn of hard of eyndigen
met een ftuyfken , maar niemand heeft
datikjweet, oyt gewagh gemaacktvan fodaanigen,
dewelcken :^aaden njoortbrachten
, die in hoüigheeden waaren beßooten
, deivyl nochtans een foodanige plant ,
ujt y4fricaanfihe ^aaden -uoortgekpomen,
m den Medecjn-hof gequeeckt tverd , foo
hebbe het niet ongeraadegeoordeelt, mdten
tk_ defelfs afheeldfel en befihryvingh
tn_ dit tweede deel invoeghde , en foodaanige
naamgaf , (door dien ßbygeen bekent
geflacht ofte -oerdeelingh {an werden
gevoeght) ivaar doorfeer licht ^an, alle anderen
foude können werden onder/chejde, de
naamdan is Afteroplatycarpos, want de
•vrucht-van ditgewas is breed, en -verbeeld
door haar fes fcharpen f unten een feskantige
fier, welcke fjaam ik^foo langhfal bewaaren ,
tot dat imand een beeter en engender naam
hebben bedacht.
Dewortel, die deefe plant'voed, isniefelachtigh,
eerft mt en naderhand bruyn,
fy brenght een ftengh 'voort , die rond en
een hahe -voet hoogh , eerß groen en naderhand
caflanje bruyn is.
De fiengh verdeelt fich in eenigen tacken
, dewelcken rond en 'van de fehe verlue
;^yn, fy werden ouer d met fmalle bladen
-verciert , dte eerft afch-graeuiv , en
naderhand groen :^yn , en die door haar
veehMige verdeelingen niet qualyck een
hartshoorn, of lieber de bladen -van den
Cnthmum marinum Dod: -verbeelden
I' De.
PLanta difeoidea radiata hadenus
cognite & quarum rei herbaria Scriptores
meminerunt aut defcribunt , omnes
feminibus gaudent nudis , iifqae vel folidis
, 'vel in pappum exemtibus , femininibus
autem caplüJis inclufis gaudentium,
quod fcio, meminit nemo , qualis tarnen
e feminibus Africanis enata quum vigeat
in Horto medico , non inconfultum fore
potavi , fi ejus iconem defcriptionemque
huic fecundse parti infererem, illique nomen
aliquod (quum nulli generi , nulli
claflì cognitae adjungi queat) exhiberem ,
quo ab omnibus facile dignofci poiTet ,
quod eft .Afteroplatycarpos, eft enim latus
hujusplantse frudus, & Stellam fex radiorum
fenis fuis eminentiis acutiffimis
reprefentat , quod tamdiu reiervabo ,
donee quis melius eique convenientius excogitarit
nomen.
Radicefuftentatur fibrofà, primo alba,
deinde fufcà , qus caulem profert femipedalem
, rotundum , qui e viridi colore
in caftaneum mutatur.
Caulis in aliquot ramulos divaricatur,
rotundoscum caule concolores,quiundique
iohis ornantur primo cineritiis , tandem
vinbus , anguftis, multàque divifurà non
male cornu cervino , feu potius Crithmi
marmi Dod: foliis emulantibus.
i
! H
iñ