I iVO J^. V AT l i i c j V TRI T i S S
m
Stfc^t 1
' I f '
I P n
I ; /« ' -1
i./.. I
i >r i-
( 1 4 1 )
C A P . LXXI.
JACOB^A AFRICANA FRUTESCENS
LAVENDULÄ FOLIO LATIORL
HUjus facobiea Uvendula folio fpecies
binas in Horto medico Amtte-
Ixdamenfi coluntur , quarum una angu^
ftiori , altera latiori ; iiJam folio anguftioi
i^defcriptam delineatamque in centuria
f u à p a g : 136 rel iquievirdar: Breynius,
fed deicriptionem Breynii ex ficcato ramulo
furaptam nullus dubito, qu^caufa,
quod hanc denuo defcribere lufceperim..
Habet hxc radices lignofas , primo albicantes
dein fufcas , ex quibus modo unicum
modopluraexfurgunt virgulta, rotunda,
lirata, primo viridia ; deinpaucà
lanugine obfita, at tandem lignofa & fufca
, qus in varios divaricantur ramulos rotundos
, Urates, tomentoque pauciore prxditos
, quibus undique , nullo habito ordine
nulloque fuftentante pedículo , folia
adftant anguila, duas uncías longa, viridia
&íncana, per quorum medium nervus excurrit
unicus , folia inferiora duplo funt
ampliora foliís J a c o b s x a Breynio defcriptas,
& nonnullorum margines crenis aliquot
notantur, qux etiam nec in Breynii
defcriptione , nec icone oftenduntur.
Ramulorum fummitatem é longiori &
rotundo pedículo ín alios minores divííb
flores congenerum de more exornant lutei,
quos femína fequuntur oblonga inpappum
exeuntia.
Floret omni anni tempore , & femina
perficit.
Twee meedefoorten -z^-i« J a c o b s a lavenduls
folio werden inde ^mflerdam-
/che Medicyn-hof gequeecit , waar -van
den eene met fmdle , de andere met een
breeder blad is ; die met het fmdle blad
heeft den vermaarde Beer Breynius in fyn
Centuria op het 136 hefchreven en afgebeeld
, maar ick.tivyffeleniet ofdebefchry-
-vingh -van de Heer Brennen is ontleend
ujt een gedrooghde tack, waar omickdeefe
weder op het nieuw heb ondernoome te
befchryven.
Beefe heeft een houtachtige wortel, die
eerftwit, ennaderhand bruyn is, ujt welke
of een ofte meerder uytffruyten te gèlyck
-voortkoomen , die rond , geveurd ,
eerfl groen , daar naa eenighfints wolachtigh
, ten laaßen houtachttgh en bruyn
Kjn , f y werden -verdeelt in-'verfchejdene
ronde , geveurde tacken , die eenighfints
met wolle omfet ^yn, en ivaar aan fonder
ee-nige ordere en fonder dat defelve ^an
een fteelke werd onderßeund , de bladen
flaan, die twee duym langh, fmal, groen
en grys ^yn, door welckers midde een eenigefenuw
heen loop , de onderfie bladen
Rijn tweemaal foogroot als de bladen van
de facobiea door deUeerBreynen befchrew
», en de kanten van fommige bladen
pngefchaart , welcke feharen oockin de
befchreyvingh ofte afbeeldfel -van de Beef
Breynen niet werden vertoont.
De toppen der tacken werden vercierd
door bloemen , die van gedaante als deß
felfs meedefoorten , en geel ^yn , enftaan
op lange fleelen, dewelke in andere kleyne
fteelen verdeelt ^yn , naa welke bloetnen
'veel langachtige ^aaden volgen, die met
een ftuyfke eyndigen.
Het draaght het geheele jaar doorhloe^
men, en geeft rype :^aaden.
B b b b