I
if ï
■
V m m
Kt I
(Ma
I I
sm - 0
IV. kruid - magazijn herfchapen, gaf deze anders
hoofd- ZQQ en vreedzame Stad, het aanzien
stuk. , . . . . . . j i
II. Af- van een groot krijgsmagazijn, waar cle werk-
deling, tuigen van dood en verderf zonder ophouden
werden ingevoerd en weder dadelijk verzonden.
Voegt bij dit alles rustelooze
beweging; waken bij dag en bij nacht; de
werkzaamheid der Regering, der Commisfie
van Garnizoens zaken, van Inkwartiering,
van Kazernering, van Paarden, Rijtuigen
en Hospitalen, de requifitiën van onderfchei-
dën aard, waaraan voldaan moest worden,
en Gij hebt eenig denkbeeld van die dagen.
Verbeeldt U , indien Gij kunt, te hooren
het gefchrei der gewonden, hun jammer
en leed te aanfehouwen, zonder het te
kunnen verzachten; de veroverde kanonnen;
de Engelfche en Rusfifche krijgsgevangenen
te zien; de verfchillencie aandoeningen van
vreugd en ftnart op het gelaat te lezen, en
Gij hebt een duidelijker begrip van dien tijd.
Stelt U v o o r , zoo het mogelijk is , den ge-
denkwaardigen zesden O (i tob e r , de dag waarop
de beüisfende veldflag' werd geleverd;
ziet op dien dag alle Christenen , zonder
onderfcheid, in hunne Tempelen neergebo-
geu ; hoort hen, onder den galm van het
grof gefchat, het benaauwde hart voor den
ï. I Alftlmiigtigen
uitftorten; gaat in «we ver-
bedding, met de gemengde fcharen v a l
mannen, vrouwen en
poorten, die de naasten aan het tooneel
des oorlog? waren, s om oplettend te luiste-
I L-en, of de dreun des kanons, het kraken
■ van het klein geweer , verre of nabij w a s ;
■ hoort de iuichtoonen der duizenden, toen
Id e tijding der overwinning verkondigd, en
lm e t vreugdefchoten én trompetgefchal wfr
Ibekend gemaakt; weest in uwen geest tegen-
1 woordig in de vergaderingen der Christenen , 1 toen de dank- en zegeliederen over de I haalde overwinning en den aftogt des vijan- I delijken legers, tot eer des Algenoegzamen
I werden aangeheven, en Gij hebt een vo -
led!»', hoewel ilaaiiw denkbeeldvan den
ftaat dezer Stad en van hare burgerij, in
een jnar, dat altoos gedenkwaardig zal wezen
in de gefchiedenis des Vaderlands en
voor den roem van de Burgerij dezer Stad. —
_ Ja , mijne jonge Landgenooten i de burg&-
I rij verdroeg al den last van dit j aar niet
alleen met het grootfte geduld en de meeste
■'onderwerping, maar zij reikte daamibo-
*ven milddadig de hand aan die noodlijdenden,
welke door het gevolg van den krijg
ongelukkig waren geworden; wier toiwirtgen