m
KKi
$o BJE S C H RIJ V IN G D E R
.11. fch ij olijk, dat bij dit leger, zich ook Haar-
- hoofd- iemmcrs gevoegd, STUK x o cj en den tögt mede onder- * ^
' I. Af- nomen hebben; doch bepaalde bewijzen
deeiing* \ worden er niet voor gevonden. • Hoe dit
ook' z ij, Graaf w il l em landde in ’t jaar
'12 18 voor Damiate. Door het leger ond
e r z i jn bevel,. werd de vesting op. den 5
Oéiober 1219 ingenomen, en onder anderen
buit dien men daar vond , ook twee of drie
geluid: o f de zilveren klökjes- waarlijk in IL
den toren zijn geplaatst, weet ik met; STUK<
[zoo dat waar' i s , zijn zij er uitgenomen; I. A f.
want die men nu luidt, zijn geen zilveren. dselin^
(Met de fcheepjes is het even als met de
Damiaatjes gelegen; zij zijn enkel als eene . :
I gedachtenis van die overwinning aan te merken.
— D ie , welke Gij' e r nu vindt zijn in
het iaat 1680 door d a v id ko enen gemaakt
zilveren klokjes veroverd ; deze klokjes bragt S en aan Kerkmeesteren gefchonken. ’t Is ook
de Graaf, op zijnen terugtogt, mede naar
Holland; en daar hij veel binnen deze Stad
woonde,.en de Haarlemmers genegen was.,
gaf hij die klokjes aan de Stad ten gcfchenk.
De Regering , den Graaf willende vleijen
of.vereeren, liet dezelve in den toren der
Groot e. Kerk ophangen en luiden; niet om
dat dé Haarlemmers zulke bijzondere heldendaden
lütgerigt, o f om dat zij Zaag-
fchepen hadden uitgevonden, en: daarmede
de Ketting aan den Nijlmond verbroken, I
neen; ma#r enkel en alleen,: om, zoo als I
ik z e g , den Graaf te vereeren, zijnen tö g t I
als 5t . ware te vereeuwigen, en daardoor 1
zijnen roem tot het nageflagt over te bren-1
gen. Gij ziet dus, dat de klokjes alleen I
tot gedachtenis van die overwinning, en niet ■
van den . moed der Haarlemmers, worden 1
ge-1
onwaar, dat de Stad haar wapen, als eene
belooning van den moed der Burgers in dien
tijd, zou ontvangen hebben. Graaf Wil lem
heeft haar welligt het wapen, althans
het zwaard daarin, tot een teeken van reg-
terlijk gezag gefchonken, en het randfchrift
is er, als een bewijs van de dappere verdediging
der Stad tegen Spanje, om geplaatst ; waaruit
Gij Ziet, hoe veel fabelachtigs in het gewone
verhaal plaats heeft, en hoe goed het
i s , om naauwkeurig onderzoek naar eefte
zaak te doen, eer men haar voor waarheid
aanneemt. Eén' ander bewijs van de genegenheid
van Graaf Wil l em voor deze Stad,
bellond daarin, dat hij bevel gaf om het
I J , door middel van eene doorgraving te Doorgra»
Sparendam, met het Sparen te vereeni- ving, te
gén. Wat voordeel dit aan de .Scheepvaart
D % deed, 1253«
I I
«lsii llil ff dn
lil I