§tadgéftdötett, io t Wélke 'ik iïi tóedr dato tfèil ‘op*
to r& k ïn g h eb , te t ó b é h vefrigt.
fen hü zal t i j 'het inzien "van dit hoekje ’Welbot
déze ó f geile “oüdéï U 'dënkén: Wij niöéTe'n
Sit gëfchrift tot öhs 'iiüt gëbrüikeii! Daarin hebt
Gij gelijk; want anders is alle 'moeite, 'te dién
einde aangewent!, te vergeefs. Maar, vraagt iiü
mogèiijk één uwer verder : Tibe dóen Wij 'dat bést^?
Ik weet dat velen uwer de Vaderlandfche Gefchie-
dènis van w è st er van 'buiten léeren, 'öm lïaar te
bétér ï e önthoiidèn. Dit Van büifën léeren is Wél
góéd, voor zoo Verre 'hét gëKéügéh daardoor Wordt
geoefend; doch ‘hét öördéel, waaraan iiiën hét ge-
‘zöhd verflaiid 'Téert kenüéh, 'h'éëft bij alles, Wat
mén óp die wijze in lhèt geheugen als opéén fla-
pélt, ' nóg ‘:riiéfs géWorihèn. È ’ét is derhalve rioo-
d ig , bij ’het lézen èh bêöéfetiéii dér ‘gefcMedéilis,
U
te leeren nadenken; dit. .nadenken
ge moeite,- vooral bij 'Jonge iLiedén,-. .ÖS»7h
toék' dit idubhel ’ -voordeel, .dat m m ,de Ppr^gkgn.
van vele gebeurteuisfen 'deert' kénnen; ,d^ •heW ^ "
■ rederiën 'Van- vele Jinenfchelijkë y bëdïtjvëP j§U <$§*£>
zélver oogmerken ontdekt, en „daarpit tQt harp
■ zedelijke -waarde leert befluiten; dat d s , idatj$i$iiv
leert beoordeélen o f zij verflandigi$gtvaar{h*g *
deugdzaam en goéd zijn. — En w ^ ^ n
deze voordeelen uit het verflandig b e o e fe n # r
sofcluedenis • trekt, heeft men dan voor zich zelve
niet zeer veel gewonnen? Is dan.de aangevjer^e
moeite niet rijkelijk beloond?
Ieder uwer zal deze vragen zeer zeker met ja !
beantwoorden. Wdaan 'dan, Jeugdige Vrienden!
gebruikt het U aangebodene werkje dan tot dat
einde; e n , wanneer Gij het op deze wijze gebrui-
- j » ken* 4