ï. den vermeerderden koophandel, de ganfche
stukFD" Nieimejlad is aangetimmerd.
I. Af- Aan de Kruis ft raat, op de hoogte van het
de ding. Waaigat, had men, voor de laatde ver-
grooting, de Kruispoort, en aan de Janstraat
, in diezelfde drekking, de Janspoort;
beide deze poorten werden bij de evenge-
~ „ noemde gelegenheid weggenomen , en de
ten. Nieuwe- o f Kennemerpoort alleen in de plaats
gefield. — De groote en kleine Houtpoorten
z ijn , met de vergrooting der Stad aan dien
kant, gebouwd, en in het jaar 1590 zwaar
vertimmerd. Ditzelfde geldt ook van de Zijlpoort
, "de eerde is bij de vergrooting, en de
tegenwoordige in den jare 1628 gedicht* De
Raampoort heeft haren naam van de Ramen,
en de Eendjes - of Leydfche Waterpoort wordt
dus genoemd, om dat het Leydfche Kaagfchip,
voor het graven van de trekvaart naar die
Stad, van deze poort plagt af te varen.
Uithrei- Met de toenemende vergrooting der Stad
ding van wercj z jj 0ok inwendig verfraaid en verbc-
'dom en terd; haar vrijdom drekte zich verder uit ;
het ver- jiaar vermogen nam van jaar tot jaar to e, en
JerStad burgerij werd rijker en welvarender.
Aan twee voorname oorzaken had men,
zoo niet geheel, althans merendeels, dit
geluk te danken; te weten, aan de Laken- ,
Lin*?
Linnen- , zijden- en andere weverijen, en L
aan een getal van 50 o f , zoo andere zeg -STUK#
gen, 72 Brouwerijen; hierdoor hadden de I. Af-
Burgers en Ingezetenen niet alleen we rk,
en gelegenheid tot een ruim bedaan; maar
ook vele vreemdelingen verlieten hun Vader-*
land en kwamen binnen deze Stad wonen,
om. in de welvaart der Haarlemmers te dee-
len , en voor zich en de hunnen die voor-*
deelen te genieten, waarvan zij in. hun eigen
land verdoken waren.- Ook droeg de Graaf
van Holland, zoo wel als de Stedelijke Re-,
gering, de grootde zo rg , dat deze Fabrijken "
en Trafijken, niet alleen ongedoord konden
gedreven worden, maar dat- alle beletfelen,
welke daaraan hinderlijk waren, weggenomen
werden. Alle de -groote voordeelen den
zer Fabrijken en Trafijken, zijn thans, zoo
wel als de Fabrijken en Trafijken zelve,
bijna geheel en al verdwenen; de namen van
de draten en grachten doen n o g, met droefheid,
aan de voormalige welvaart denken,
herinneren ieder inwoner, dat daar Lakenvollers
en andere lieden, tot die Fabrijk be-
hoorende, plagten te wonen, en keren U
de wisfeivailigheden van alle aardfche grootheid
en geluks * goederen kennen, zoo. wel
als uwe verpligting, om elk in u\ve,n dand
A 5 zoq