go BESCHRIJVING DER
II. den, had ons Vaderland zulk een hoofd
STUK> niet; want wïllem de III was Overleden en
IV. Af- wïllem de IV werd buiten beftimr gehouden.
(heling. Ongelukkig raakten wij in oorlog, en had-
Willem den tegenfpoed in plaats van voerdeel, De
Stadhoi ramPcn c,-es krijgs fchoof men, even als
der ver- m het jaar 16 72 , op de Regenten; fchreeuw-
kozen de dat men verraden w a s ; dat niemand
^Geboorte Vaderland kon redden dan alleen de
van ee- ^ Prins van Oranje, en dat men hem daarom
nn Z v fr/~ aan het hoofd der Regering behoorde te
der plaatfen: waartoe dan ook door de Vroed-
I74^‘ fchap, pp den 30 April 1747 , werd befloten.
Over dit befluit was de Burgerij zoo voldaan
, dat zij hare blijdfehap door het uit-
fteken van vlaggen, en het bedrijven van
allerlei vreugde, aan den dag legde. Nog
hartelijker was die blijdfehap, toen men de
tijding bekwam van de geboorte eenes Erf-
fladhouders, op den 8eft Maart 1748, om
dat men oordeelde, dat het - Vaderland nu
geheel en al buiten gevaar w a s , wijl men
in den jongen Erffladh ouder, wïllem den V ,
eenen vasten fteun voor het Gemeenebest
hoopte te vinden. Wij zullen in % vervolg
z ien , hoe weinig de uitkomst aan deze verwachting
heeft beantwoord.
Hoe verheugd men over de evengenoemde
bli;-
blijde gebétirtenisfen ook w a s , waren de ge-
moederen op verre na niet in dien flaat STUK>
van tevredenheid, waarvan men de beste d[V. 4f-
gevolgen kon verwachten; integendeel, men '
was te onvrede op de Regenten; verftoord' iunf e„
op die burgers, welke ’ sLands geldmidde- ren der
len hadden gepacht, en in die hoedanigheid
invorderden; men deed luidé klagten tegen
dézelvé hooren; dit gemor werd al erger
en erger: eindelijk liep de azende menigte
te -hoop, en plunderde met eene barbaar-
fche ~woede de huizen van de in hun oog
zoo hatelijke pachters! Niets werd door
het dolzinnig graan w verfchoond! Meubelen
^ go Lid 5 zilv er, linnen, kleederen, bedden
, alles , met een woord, werd vernield;
het gerelde geld in de grachten gefmeten;
ja zoo verre ging de toomelooze wraak, dat
men het huis van eene Kraamvrouw, in
den tijd der Spaanfehe woede onfehendbaar ,
niet verfclioonde, maar alles daarin kort en
klein Boeg \ In andere huizen brak men
de deur en venfterkozijiien uit; eenige beroofde
men van derzelver daken, en even als
of. men voor had de Stad aan zijne onzinnigheid
op te- offeren , legde men in een der
huizen vuur aan, en verheugde zich met
een godontecrend' genoegen, in een bedrijf,
waar