III. .dat de 'Haarlemmers hartelijk verblijd wa-
hoofd- ren tQen die Vórst den • ouderdom van
STUK.
I. A f achttien jaren had bereikt, waardoor hij m
deeling. werd i geoordeeld, om , de plaats van
zijnen vader te beklceden, en den Staat te
helpen beft uren; Op den: achtften Maart
1766 drukte zij hunne büjdfchap over die
verheffing, op meer dan eene wijze, uit.
Het kanon werd gelost, op de klokken ge-
fpeeld, de huizen waren - des avonds geillu-
mineerd en de toren der Groote Kerk was
door vier honderd Vier en twintig brandende
lantaarnen verlicht, dat eene heerlijke
vcrtooniirg gaf. AHë dëze • vreugdebedrijven
waren Van hartelijke gel uk wen fel 1 i n gen ver-
, . en werden beftoten dóór het af-
fteken van f vuurwerken, op dan avond
van den volgenden dag. Dit afftëken Van
vuurwerken, en het bedrijven van vreugde
op ,\$ Pririfen verjaardag , bleef eene gewoonte
, .welke ophieldt, toén men zijne Hoogheid
in een ongunftig licht begon te be-
fchouwen, zoo als ik U in het vervolg,
zal doen opmerken, f ,
' p ini Na dat de jonge vórst, met > de Prinfes
Willem vaft Pruisjen, in den echt was getreden,
**!'!? werd deze Stad op den s6en April 1768,
bezoeken door hunne. Hoogheden met een bezoek
de*# ververeerd;
het oogmerk dier reize was,,, om III. r
| de bloemen te bezien; te dien’ einde wer-ST^ FD*
■ den zij door afgevaardigden der Stadsrege- I. Af*
I rino-, een half uur buiten de Stad, verwel- deelmS*
I komd, en bij de voornaamfte Bloemisten
I rondgeleid; waarna z ij, door de onder de
I wapenen ftaande Schutterij,, de .Stad binnen
» reden, en aan het huis van den Heer van
I valkenburg, op dc Groote ; Markt, al- , 1
traden ,en ontbeten. Daar zijnde, weiden
zij door onderfcheidene lieden begroet ^ bezagen
de Groote Kerk*, de eerfte drukken
J van onzen koster , reden vervolgens langs
■ de voornaamfte ftraten en grachten, en . verlieten
, wel voldaan over de genotene .be-.
I leefdheden, Haarlem, en keerden naar den
‘•'W : ■ Pr~.
■ Haag te rug. ' ,
Misfchien heb ik U met dit ftadhouder-
j lijk bezoek langer bezig gehouden dan Gij
noodig oordeelt; doch ik hebt dit voorbe-
I dachtelijk gedaan, op dat Gij te beter de
wisfelvalliglieid van alle menichelijke groot-
1 heid zoudt leeren opmerken, wanneer ik U
I zal aanwijzen, hoe men in later tijd over
dezen . zelfden Vorst dacht,, toen bij door
I de onheilen des krijgs uit een geheel anv
’ ! * '
der oogpunt werd bcfchouwci.
Toen zijne Hoogheid dus vereerd werd,
• j G 4 was
j M