III. - was de Staat in diepen vrede en rust, en
stuk* g^d^chte der burgers’ werden door" gee-
* I. Af- ne Staatkundige gebeurtenisfen afgetrokken.
~e tn§' Het is welligt daaraan töe te fchrijven $ dat
in dien fchoonen en vreedzamen tijd on-
derfcheidene nuttige inrigtingen tot ftand
kwamen, waarvan ik U een kort achtereenvolgend
verhaal zal doen.
Öprig-r ■ Een derzelve was de oprigting eener
Teeken- Teeken" *dkademic\ in den jare 1772. ? De
Akade-* Stad haarlem • ♦ was van ou/ds door hare
fchilders vermaard. Het verval dezer verhe-
1773#
vene ku n s t, zoo wel als der Teekenkunde,
zag men met leedwezen; de Regering was
daarvan insgelijks overtuigd, en het was door
hare medewerking, en de bijdragen van vermogende
Stadgenooten , dat men de vervallew
11e kunst weder poogde op te beuren , en
haarleem$ fchilderroem als op nieuw te
1 vestigen. — Deze fchool is tot het jaar 1787
in Rand gebleven; heeft meermalen openba»
re bijeenkomflen gehouden ; prijzen van eer7
en aanmoediging uitgedeeld, en aïzoo zeer
veel toegebragt tot opbouw en infland»
houding der teekenkunde, en gevolgelijk, tót
bevordering der befchaving en verbetering
van den fmaak van velen, die naar deze
Ieerfchool? ter kimstbefchouwing o f uitoe-
. fe-
STAD HAARLEM. 105 11
fenino’ , werden heen gelokt. Hare ontbin- HL
ding moet 'alleen aan de toen heerlchende STUK#
partijfchappen worden toegefchreven, waar- I. Af-
Bit. Gij van derzalver fehadelijkheid over-
tuigd wordt. . ,
Een jaar na dè oprigting der evengenoem- Het Ge-
de leerlchool, werden eenige beminnaren
Wetenfchappén in het algemeen, en der tot //*-
Natuurkunde in het bijzonder, door een
édele zucht om elkander nuttig te zijn
door de beoefefring der Natuurkunde zich
verder te volmaken, aangefpoord tot de oprigting
van een gezelfchap, Liefde tot We-
tenfchappcn gehéeten. Dit gezelfchap beftond
uit elf o f twaalf leden; vergaderde alle
woensdag avonden boven de Eendjespoort;
had verfcheiden natuurkundige werktuigen,
en eene boekerij, ten gebruike der leden,
welke iéder op hunne beurt voorlezingen ea
proeven deden in die wetenfehap, welke
den mensch zoo zeer opleidt óm den Schepper
der natuur te leeren kennen en zijne
grootheid te eerbiedigen. ' i
t Bijzonder onderfcheldde'zich dit gezelfchap
daarin \ dat het aan behoeftigen gulhartig
zijne hulp aanbood tegen die kwalen,
Welke men acht dat door de Elektriciteit
worden herfteld9 of verligt; 'ook was den
G 5 ar