H. zij genoodzaakt te vlugten. De vijand liet
stuk»FD" nu ’ overal waar WÜ het noodig vond, fchan-
II. A f fen opwerpen , waardoor het bekomen van
dceling. onderltand geheel en al werd belet.
Om in dezen dringenden nood alles aan
te wenden, wat dienen kon om Haarlem te
helpen, werd door de overige Hollandfche
Steden eene vloot uitgerust, waarmede men
de’ Stad ontzetten o f provianderen wilde.
Deze vloot kwam wel gelukkig in het meer;
ftreed in den aanvang wel met voordeel tegen
die des vijands; doch werd naderhand
geilagen, en op de vulgt gedreven, waardoor
de toevoer van levensmiddelen bijna onmogelijk
werd gemaakt; want het weinige dat
men met levensgevaar kon bekomen, was
zo o Ontoereikend, dat het • den naam van
onderftand naauwelijks kon dragen. Bij deze
rampen, reeds groot genoeg op zichzel-
v en , kwamen nog anderen,. waarvan gebrek
aan geld en toenemende hongersnood de
grootfte waren. Om in het eerde te voorzien,
doeg men noodmunten, waartoe de
Burgerij haar zilver blijmoedig öpbragt: deze
noodmunten, nog in wezen, zijn de fprake-
looze getuigen van den voorvaderlijken moed,
en mosen wel met aandacht door U bezien
worden. To t het tweede waren alle pogin- 1
gen vruchteloos, om dat de Stad Van alle
kanten zoo naauw ingelloten w a s , dat niemand,
dm alleen de vijand , haar naderen
kón. — Van dieft roeftaud g a f men aan
Prins w il leM I , door middel van duiven,
die men een briefje aan den póót bond,
kennis; drong bij hem * aan op het ontzet
eener Stad, die van zoo veel belang voor
hét geheele Vaderland was, en wier Burgerij
zoo vele proeven van dapperheid en Vaderlandsliefde
had aan den dag gelegd. En
waarlijk, de ellende Was hooggaande. Dit
zult G ij, hoe jong o o k , gemakkelyk begrijpen
, wanneer Gij U verbeeldt, dat honden
- en kattenVleeseh, lekkernijen ;• paarden«
hiiidén én zwijciendraf, fmakdijke geregtea
Waren, in die dagen van jammer en ellen»
dëj dat mannen, die ftaan móesten óm te
ftrijden, op iiitgeteerdè vrouwen en dood*
gehongerde kinderen nedervielen, en dan
Zélve den jongften fuik gaven, met het pij»
neiijk gevoel, dat hunne Stad eerlang eené
prooi des vijands, en hare Burgers de
flagtoffers zijner wraak zouden worden, —*
Prins Willem , begaan met het lot der
Stad en Burgerij, liet een leger van vief
duttend zes honderd man, onder dén Generaal
batenburg , tot ontzet aanrukken.
1%
HOOf IJST
UK,
II. A f
deeling*