I. plagt te verzorgen. De Lazerij was eene
hoofd- affchuwelijke ziekte, die het geheele lig—
II. Af- chaam met zweeren bedekte. Oudtijds ge-
dectittg* loofde men, dat deze ziekte niet genezen kon
worden, dan wanneer de lijders gebedeld
brood at?h.\ Als zich een zieke van dien
aard aanbood, werd hij eerst in de Kapel
yan 'jSt. 1 Jakob gebragt, om te onderzoeken
o f hij waarlijk dit ongemak had; was dit
z o o , dan kreeg hij een klep, met het wapen
der ftad er op gebrand; het geven van zulk
een klep was een voorregt dezer ftad:
In meer verlichte dagen zelfs, hield het geven
van zulk een klep aan; de bedelaar,
die dezelve had, vroeg geen aalmoes, maar
klepte met het werktuigje; lieden, die maar
eenigzins aan het oude bijgeloof vast waren,
gaven altoos iets, niet in handen der
bedelaars, maar men legde het op den klep
neder. In het jaar 1797 heeft dit bijgeloo-
vig gebruik eerst opgehouden, waaruit Gij
z ie t, hoe vast en langdurig men aan oude
vooroordeelen gehecht blijft, en hoe
zeer het uwe pligt i s , U voor alle bijge-
loovigheid te wachten, en vooral,' eer Gij
een gevoelen aanneemt, te onderzoeken of
het grond van waarheid heeft o f niet. Toen
de Lazaruskleppen nog gegeven werden,
Rond voor dit gefticht Lcprofcopia, betee- L
kenende Lazarushuis ; doch dit bijfchrift i s STUK#
mede weggenomen. — II. Af-
« Na de hervorming zijn alle de Gcestelij- beding» ,
ke goederen, waarvan wij gefproken hebben,
aan de Stad gefchonken, tot vergoeding van goederen
de fchaden, die zij door de Spanjaarden maande
~ . 1 Stad gede
jaren 1572 en 1573 had geleden. fchonken.
f | T o e n ' alle deze Kloosters nog in ftand tfet
Waren, werd deze ftad tot eene bisfehop- Haarpelijke
ftad verheven; dit gefchicdde in ’t
jhar 1561. Met de hervorming is hierin DeR,Ka~
Verandering gekomen. Dat die hervorming
. . . Gemeenden
Roomsch- Katholijken niet,gunstig w a s ,^ .
■ %u\t Gij wel gelooven; zij werden verhinderd
hunnen Godsdienst in ’t openbaarjte houden;
.en het is van daar, dat hunne Kerken meer
.het voorkomen van woonhuizen dan van Kerken
hebben, en dat velen derzelve in naau-
we ftraten zijn gefticht. Van de oprigting der
| tegenwoordige Roomsch-Katholijke ; gemeenten
zou ik U nog al veel kunnen verha-
»len; doch Gij kunt dit elders breeder lezen,
||vaarom ik U alleen maar z e g , dat de meesj
e derzelve, op het einde der i6 e eeuw,
uit hare verftrooijing bijeen vergaderd z ijn ,
« p van dien tijd af ongeftoord haren gods-
Mienst hebben verrigt. —-
B 3 Hier