
WEBERA AI IOTOA Schw.
Eenjarige Webera.
Hoogduitsch: Einjährige Webera.
Engelsch: Annual Webera.
Vruchtjes rijpen: Junij—Julij.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. IV. Cryptogamia, Musci.
Natuurlijk Stelsel : Cellulares Foliosae. O. Musci.
Geslachtskenmerken : Zie Deel XVII, N°. 1379.
Soortelijke kenmerken : Dioica. Laxe caespitosa. Caulis erectus simplex et ramulosus, ramulis strictis
elongatis bulbiferis, purpureus. Folia caulina et ramulina remota lanceolata, comalia oblongo- en lineali-lanceolata
apice serrata, margine reflexa, pallidè viridia. Flores masculi polyphylli crassiusculi, foliis perigonialibus internis
basi dilatata ferrugineis, antheridia axillaria. Capsula in pedicello striato pallide rubente inclinata, oblongo-
pyriformis aequalis e pruinoso viridi-rubens tandem saturate croceo-rufa, sicca deoperculata sub ore constricta
urceolata. Peristomii dentes aurantii, interni membrana basilaris satis producta, ciliis perfectis.
Tweehuizig. Los zodevormend. Stengel opgerigt, purper , onverdeeld en vertakt, met regte, lange , bolletjes-
voortbrengende takjes. Stengel- en takbladen verwijderd van elkaar, lancetvormig; de topbladen langwerpig-
en lijn-lancetvormig, aan den top gezaagd , aan den rand binnenwaarts gebogen , bleek groen; Mann., bloemen
veelbladig, min of meer dik, de inwendige kransbladen aan den voet verbreed, roestkleurig; antheridiën in
de bladhoeken. Vrucht op regten steel, bleek rood , neergebogen , langwerpig-peervormig , gelijk, eerst berijpt,
oranje-rosrood, in droogen en dekselloozen toestand onder den mond toegesnoerd, kruikvormig. Tanden van
het mondbeslag oranje; binnenvlies genoeg ontwikkeld; wimpers volkomen.
Verklaring der afbeelding : a. Plantjes; b. mann. p l.; c. vrouwel. p l.; d. bladen; e. bladvoet; f. bladspits;
g. kransblad; h. , i. vrucht; Tc. deksel; l. antheridiën; m. mondbeslag met ring; l. m. vergroot: b., c. 5 ml.;
d. , g. , Tc. 20 ml.; h. , i. 10 ml,; l. 50 ml.; e. , f . , m. 100 ml.
Groeiplaats. Op vochtige zandgronden, voornamelijk van dikwijls overstroomde weilanden; op vochtige
akkers, op vochtige zandsteenrotsen, in de vlakten, zelden op de hooge gebergten.
Nederland. Volgens wijlen Dr. Van der Sande Lacoste in alle provinciën gevonden, behalve Friesland,
Overijssel ën Noord-Holland. De afgebeelde exemplaren zijn ons door Dr. Van der Sande aangeboden *).
*) Onze verdienstelijke Bryoloog en ijverige medewerker Dr. C. M. V an de Sande Lacoste te Amsterdam is, na een lange en
smartelijke ziekte, den 15 Januarg 1887 overleden. — Een woord van kulde en dank zij aan zijne nagedachtenis gewijd.