
ïinuwja- m m m r t*,
, , rn
PARVI FOLIA EHRH 14 3 6
Linde.
Soogduitsch : Lindenbaum.
JEngelsch: Lime-tree.
Bloeit: Junij—Julij j)..
Stelsel van Linnaeus : Cl. XIII. O. I. Polyandria Monogynia.
Natuulijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. O. Tiliaceae.-
Geslachtskenmerken : Sepala 5 decidua. Petala 5 nuda vel basi interiori ‘squamis petaloïdeis aucta. Sta-
mina numerosa libera vel basi irregulari ter polyadelpha. Ovarium 5 loculare loculis 2 ovulatis. Stylus simplex,
stigma 5 dentatum. Fructus globosus indehiscens abortu unilocularis 1—2 spermis. Arbores cymis axillaribus
vel terminalibus pedunculo bracteê. foliaceS, usque ad medium adnata obsito.
vijf afvallende kelkbladen. Kroonbladen 5, naakt, of aan den binnenvoet van kroonbladachtige schubben
voorzien. Meeldraden talrijk, vrij of aan den voet onregelmatig saamgewassen. Vruchtbeginsel 5 hokkig mét
tweeeierige hokjes. Stijl onverdeeld, stempel vijftandig. Vrucht b.olvormig, niet openberstend, door vergroeijing
eenhókkig, 1—2 zadig. Boomen met okselstandige of eindelingsche bloeitoppen; bloemsteel met een bladachtig],
tot het midden aangewassen schutblad bezet.
Soortelijke kenmerken : Gemmis glabris, foliis a basi subegali cordato orbiculatis abrupte acuminatis
subtus glaucis ad nervos barbatis caeterum glabris, capsula fragili submembranaeea ovato-globosa costis
obscuribus.
Bladknoppen kaal; bladen met min of meer gelijken voet hartvormig schijfvormig, plotseling spits toe-
loopend, van onder zeegroen, op de nerven harig, verder kaal; zaaddoos bros, min of meer vliezig, eirond-'
bolvormig met *zwakke ribben. — Syn. T. ulmifolia Scop.f T. microphylla Vent. T. sylvestris Desg.
Verklaring der afbeelding: a. bloem; b. id. doorsnede; c. vruchtbeginsel; d. meeldraad; e. vruchtsteel.
Groeiplaats. Het gebied van onze Linde strekt zich ten Noorden uit over zuidelijk Noorwegen, niet
hooger dan 1000—1400 vt\, Zweden, Rusland en omstreeks den Oural; zuidelijker over midden- en zuid-
Rusland tot in Taurië en de Kaukasische provinciën, en geheel noord- en midden-Europa De zuidelijkste grenzen
zijn de bergstreken. op 2000 en 3000 vt., in Dalmatië, noordelijk Italië en Spanje.
De Linde 'is sedert eeuwen een der meest geliefde boomen voor aanplantingen. In sommige landen, zooals
in Groot-Brittannië en bij ons, is het dus moeijelijk na te gaan of zij werkelijk nog wild voorkomt. Aangeplant
kan zij groote koude verdragen; in Noorwegen tot 67°C0' >. B., in Zweden tot 65°51'; zelfs op Ijsland
op 657s° zijn nog aangeplante exemplaren gezien. De T. parvifolia kan dus tot het Noord-Europeesche flora-
gebied worden gerekend.
Nederland. Overal aangeplant. Wild of verwilderd heb ik de Linde in ons land niet gezien. Opslag van
het zaad, zooals bij beuken en berken, zag ik niet. De vermenigvuldiging geschiedt door afleggers. Toch neem
ik aan dat hier, zoowel als in geheel noordelijk Europa, de( Linde inheemsch is.
Gebruik. Het hout is lig t,.w it, week en niet duurzaam, maar uitstekend geschikt voor houtsnijwerk en
ligte gereedschappen. De houtskool is zacht en fijn en voor teekenwerk zeer geschikt. De takken kunnen
voor vlechtwerk, horden en manden dienen; de binnenbast vooral is een zeer nuttig voortbrengsel en levert
de grondstof voor vlechtwerk en Moscovische matten. Het aftreksel der bloemen is een van ouds bekend opwekkend
en krampstillend geneesmiddel.