
ATR PLEX HASTATA L 378
m m m m
ATHIPLEX HASTATA L.
Spiesbladige Melde.
Hoogduitsch: Spiessblattrige Melde.
Engélsch: Spear-leaved Orache.
Bloeit: Julij—Oct. O.
Stelsel yan Linnaeus : 01. V. 0. II. Pentandria Digynia,
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. 0. Chenopodiaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel VII, N°. 523.
Soortelijke kenmerken : Caule erecto patule ramosissimo, foliis petiolatis alternis et oppositis, inferi-
oribus hastatis , basi truncatis integris vel sinuato-dentatis, lobis basilaribus horizontalibus , superioribus hastato-
lanceolatis, summis integris, florum glomerulis in spicas axillares et terminales interruptas, inferne foliololosas
superne nudas dispositis, perigonii fructiferi sessilis phyllis triangularibus margine 1—2 dentatis facie tuber-
culoso-muricatis.
Stengel opgerigt met uitstaande takken; bladen gesteeld, afwisselend en tegenoverstaand; de onderste spiesvormig
, aan den voet afgeknot, gaaf of bogtig getand, met horizontaal uitstaande benedenlobben; de hoogere
bladen spies-lancetvormig; de bovenste gaaf; bloemhoopjes in zijdelingsche en eindelingsche, afgebroken
aren, van onder met blaadjes bezet,'van boven naakt; vruchtdek ongesteeld, met driehoekige dekblaadjes , die
aan den rand met 1—2 tandjes en aan de oppervlakte met knobbelige uitwasjes voorzien zijn.
De verwarring in de synonymie der Atriplexsoorten is zoo groot, dat een uiteenzetting daarvan hier te
wijdloopig zou worden. Ik geef. dus onze plant voor wat zij i s , en heb haar naam gekozen als den meest
passenden. De vorm met breed-driehoekige, getande bladen, afgebeeld in onze Flora, Deel VII, N°. 523,
'onder den naam A. patula, schijnt mij genoeg van haar te verschillen en den naam latifolia te verdienen. In
het Herbarium der Nederl. Bot. Vereeniging komt deze vorm als A. latifolia WoM. talrijk voor, alsook een
vorm, onder den haam A. patula, die veel op onze plant gelijkt, doch met gladde en minder breede vrucht-
klepjes.
Onze planten zijn , gelijk de meeste soorten van Atriplex, die ik heb waargenomen, tweehuizig.
Verklaring der afbeelding: a. Mann. bloemtak; b. vrouw, plant; e. mann. bloempjes; d. vruchtje;
e. id. doorsnede; f g. zaad; c. d. e. f. vergroot.
Groeiplaats. Aan wegen en in ruigten, langs slooten. Geheel Europa, behalve Finland; West-Azië,
Siberië, Indië, Azoren en Faröer en in Noord-Amerika.
Nederland. Wegens de reeds genoemde verwarring in de beschrijving der Atriplex-soorten, zijn de opgaven
van den Prodr. Flor. Bat. weinig vertrouwbaar. Het exemplaar der afbeelding vond ik bij Overveen in Sept.
1877; ook bezit ik een goed ex., gevonden door wijlen Dr. F. A. Hartsen in het Sphagnetum bij Oud-Diemen.