
e
SOLORINA SACCATA L 1434
SOLOROA SACCATA Ach. (L.)
Schijf- Schildmos.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXÏV Sect. Ill Cryptogamia Lichenes.
Natuurlijk Stelsel: Lichenes! Sect. VI, Peltidiaceae.
Geslachtskenmerken: Thallus foliaceo-lohatus, subtus toraentosus, apothecia orbicularia sessilia immar-
ginata, primitus membrana colorata (velo) tecta. Sporae biceiiulares fuscae.
Loof bladachtig gelobd, van onder viltig; schildjes schijfrond, ongesteeld, ongerand, in ’t begin met een.
gekleurde huid (sluijer) bedekt; sporen, tweetallig bruin.
Soortelijke kenmerken: Thallo sub-papyraceo albo-griseo vel viride griseo, saepe albo-pruinato, hu-
mectato laete viride, subtus albescente enervio, albo-fibrilloso; apotheciis profunde immersis, disco plano
mgro-fusco. Spons quaternis ellipticis vel oblongo-ellipticis.
Loof bijna papierachtig, wit-grijs, of groengrijs, dikwijls wit berijpt, bij bevochtiging blijgroen, van onder
witachtig zonder aderen, wit-vezelig; schildjes diep ingezonken, met vlakke zwartbruine schijf. Sporen b'ij
4 , elliptisch of langwerpig-elliptisch.
a. J oren *RI 1,0 S AFBEELD,Na : 1 schildj«s van boven; b. id. van onder; c. id. (doorsnede); d. sporeblazen
Groeiplaats. Op vochtigen bodem, bij voorkeur op kalkgrond, en in oude bergwerken.
Het op de afbeelding voorgestelde exemplaar is door mij gevonden op kalkrotsen langs de Geul, tusschen
Meerssen en Gen hem (Limburg), op den togt met de leden der Nederl. Botanische Vereeniging, in Juli
■ 00Ver Ijl wee^ ’ 's soorf hier te lande nergens elders gevonden.