
S I S YHB R I Ï Ï I GOLÏÏMï fAE L.
Columna’s Waterkers.
Hoogduitsch: Columna’s Rautensenf.
Engelsch: Columna's Sisymbrium.
Bloeit; Junij—Juli). $.
Stelsel -van Linnaeus: Cl. XV. O. II. Tetradynamia Siliquosa.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. O. Cruciferae.
Geslachtskenmerken : Zié Deel I , No. 47.
Soortelijke kenmerken : Parte inferiori patule et molliter hirtum, foliis runcinato-pinnatipartitis, laciniis
dentatis basi auricula assurgente auctis, foliorum inferiorium ovato-oblongis terminali angulata, superiorium
lanceolatis, terminali elongata hastata, floribus magnis calyce clauso, siliquis patentibus elongatis glabris rarius
hirtellis obtusis.
Onderste gedeelte met uitgespreide zachte haartjes bedekt; bladen geschaard-vindeelig, met getande slippen
, die aan den voet een opstijgend oortje vormen. Slippen der onderste bladen eirond-langwerpig, eind-
slip hoekig; slippen der bovenste bladen lancetvormig met verlengde spiesvormige eindslib; bloemen groot
met gesloten kelk; hauwen uitstaand, lang, kaal, zeldzamer behaard, stomp.
Deze soort onderscheidt zich van S. Loeselii L. door de opstaande oortjes der bladen en den gesloten
opgerichten kelk; van S. Irio L. door de kortere hauwen, die niet boven de bloemtrossen uitsteken.
Verklaring der afbeelding: a. b. Bloem; c. hauw; d. zaad.
Groeiplaats. Bouwlanden, ruigten, onvruchtbare streken, muren, steenhoopen, wegranden. Klein-Azië,
Taurië, Caucasië, Afghanistan; in Zuid-Europa, in het gebied der Middellandsche zee tot Dauphiné, Spanje,
Portugal; Oostenrijk, langs den Donau en hier en daar verspreid, doch niet algemeen. In noordelijk Europa
zwervend en niet standvastig.
Nederland. Deze soort is het eerst waargenomen nabij Deventer in 1878, 1879 en 1885. Zie Kobus
en v. d. Veen, Ned. K. K. Arch. 2e ser. IV, p. 108. Voor zoover mij bekend nog op geen andere plaats.
Het op onze afbeelding voorgestelde exemplaar, gevonden op braakland tusschen het kerkhof en den spoorweg
bij Deventer, is mij gezonden in Aug. 1881 door den Heer L. J, van der Veen.