
■ ■ ■ Ü E
AfrARIOÏÏS RHODOPOLIÏÏS Fries.
Rozenpaddestoel.
Hoogduitsch: Rosenpilz.
Engelsch: Rose-Mushroom.
Lente en herfst.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia Fungi.
Natuurlijk Stelsel : Cellulares Mycetes. O. Hymenomycetes. Trib. Agaricineae.
Geslachtskenmerken : Zie Deel X. N°. 975. Ondergeslacht. Entoloma.
Soortelijke kenmerken : Pileo leviter carnoso, campanulato-expanso e gibbo subdepresso, hygrophano ,
margine flexuoso, stipite cavo subaequale glabro candido sursum pruinato, lamellis ex adnato sinuatis ex
albo roseis.
Hoed iets vleezig, klokvormig uitgespreid, bultig en min of meer neergedrukt, waterig-wit, met bogtigen
rand; steel, hol, min of meer gelijk, kaal, witachtig, van boven berijpt; plaatjes aangehecht, bogtig, eerst
witachtig dan rooskleurig.
Gewoonlijk groot en zeer breekbaar. Hoed in vochtigen staat vaal of bruinachtig met gestr.eepten rand, in
droogen staat dofgeel, zijdeachtig glanzend. Plaatjes eindelijk rond en uitgerand, aan den neergedrukten hoed
min of meer afloopend.
Groeiplaats. Vochtige streken in bosschen, vooral onder beuken.
Nederland. Bij Amsterdam, Leiden, op Rijzenburg bij Utrecht, Z. Beveland, "Westland. Het afgebeelde
exemplaar is door mij gevonden in hakhout te Bloemendaal, op de plaats Wildhoef van Mevr. C. Willink
in November 1885.
f