
WmwÊÊBËmÊm
AJU6A GHAMAEPITYS SCHR.1402
AJÏÏ&A CHA1AEPITTS L.
Geel Zenegroen.
Hoogduitsch: Gelbblüthiger Günsel.
Engélsch: Yellow Bugle. Field Cypres. Ground Pine.
Bloeit: Mei—September ©.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XIV. O. I. Didynamia Gymnospermia.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. O. Labiatae.
Geslachtskenmerken. Zie Deel I, N°. 46.
Soortelijke kenmerken. Piloso-hispida, caulibus brevibus diffusis crebre foliosis, foliis viridulis infimis
minimis lineari-oblongis petiolatis, caeteris in laciniis anguste linearibus tripartitis, floralibus flores super-
antibus, floribus oppositis, calycis hirsuti dentibus inaequahbus lanceolatis corolla lutea calyce triplo longiore.
Plant lang- en stijfharig; stengels k o rt, uitgespreid, digt bebladerd; bladen blijgroen, de onderste klein,
lijnvormig-larigwerpig, gesteeld; de overige in drie lijnvormige langwerpige slippen verdeeld; de bovenste
boven de bloem uitgroeijend; bloemen tegenoverstaand; kelken behaard, met ongelijke lancetvormige tandjes
; bloemkroon geel, driemaal langer dan de kelk.
Verklaring der Afbeelding: a. d. bloem; e. vruchtje; f nootjes.
Groeiplaats. Caucasië, Taurië, Perzië. Waarschijnlijk oorspronkelijk in Caucasië op het Talyschgebergte,
aan de oevers der stroomen, op steenachtigen bodem; ook in bouwlanden. Volgens Alph. De Candolle
(Géogr. bot.) is zij van daar door Midden-Rusland, Duitschland en Frankrijk in Italië en Spanje gekomen.
Volgens Boissier {Flor. Oriënt.) komt zij ook in Griekenland op bouwlanden voor. Volgens Willkomm [Flor.
Hisp.) is zij in Spanje zoowel op de heuvels als op bouwlanden talrijk. Ontbreekt in N, Vor-Pommern
en Rügen (Marsson),. in Zweden en Noorwegen (Fries); voor Denemarken vermeld {Flor. Dan.)', in Engeland
reeds in 1597 op steenige velden waargenomen. Watson.
Nederland. Op kalkgronden in Limburg; op het Pothoofd bij Deventer.
Het exemplaar der afbeelding, gevonden op laatstgenoemde groeiplaats, is aangeboden in Aug. 1884, door
de Heer L. J. van der Veen.