
RUSSULA PRAUILIS Pers.
Brooze Russula.
Hoogduitsch: Zerbrechlicher Täubling.
Engelsch: Brittle Russula.
Aug.—Oct.
Stelsel van Linnaeus. Cl. XXIV. Sect V. Cryptogamia Fungi.
Natuurlijk Stelsel. Cellulares Mycetes. O. Hymenomycetes. Trib. Agaricini.
Geslachtskenmerken. Zie Deel XVII, N°. 1350.
Soortelijke kenmerken. Fragilis, acerrima, pileo laxe carnoso tenui plano depresso inaeqali polito
pellicula tenui expallente viscidulo, margine tuberculoso-striato, stipite e farcto cavo nitido, lamellis adfixis
tenuibus confertis ventricosis candidis.
Deze zwam is broos, scherp van smaak, De hoed is los vleezig, dun, vlak, neergedrukt, ongelijk, glad-'
het huidje is dun, verbleekend, iets kleverig; de rand knobbelig gestreept. De steel is eerst vol, daarna hol
glanzig ; de plaatjes zijn aangehecht, dun, digt opeen geplaatst, buikig en wit.
' Gelijkt op brooze vormen van R. emetica, maar onderscheidt zich van deze door de digt op een geplaatste
veel dunnere, soms buikige en uitgebeten plaatjes en den minder stevigen, op den rand knobbelig gestreepten
hoed. Ook is de geheele zwam breekbaarder en kleiner en verschiet onder het huidje spoedig van kleur.
De kleur is verschillend, doch meestal zacht karmijnrood, somtijds tot wit verbleekend en wegvloeüend.
A. sanguineus Vent. „ v •
Groeiplaats. In bosschen.
Neeerland. Bosschen, randen van wegen en dijken, boomgaarden en weilanden. Bij Leiden, den Haag en
het Westland , bij Baarn, op Zuid-Beveland, en zeker nog op vele plaatsen elders. In de bosschen bij Haarlem
en- Bloemendaal zeer talrijk.
De exemplaren der afbeelding zijn door mij verzameld in den Haarlemmerhout, in Oct. 1885.