
CALEPOA OORVIBI Besv.
Bloeit: Mei—Junij. © en <5
Stelsel van Linnaeus: Cl. XV. O. I. Tetradynamia Siliculosa.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. O. Cruciferae.
Geslachtskenmerken: Calyx patens aequalis. Petala obovata. Filamenta libera edentula. Silicula parva
ovoidea coriacea indehiscens stylo brevissimo compresso rostrata, obsolete 4-costata reticulata unilocularis.
Semen pendulum. Cotyledones breves conduplicatae marginibus introflexis, Herba annua albiflora.
Kelk uitgespreid , gelijk. Kroonbladen omgekeerd-eirond. Helmdraden vrij, ongetand. Hauwtjes klein, eirond,
lederachtig, niet openberstend, door den korten zaamgedrukten stijl gesnaveld, zwak 4-ribbig, netsgewijs
geaderd, eenhokkig. Zaad hangend. Zaadlobben k o rt, dubbel gevouwen , met naar binnen gebogen randen;
Eenjarige wit bloeijende kruiden.
Soortelijke kenmerken: Caule ascendente glabro ramoso, foliis radicalibus rosulatis lyrato-pinnatipartitis,
petalis calyce sublongioribus, pedicellis gracilibus erectis silicula longioribus.
Stengel aan den voet neerliggend, glad, vertakt; wortelbladen in een rozet, liervormig-vindeelig; stengel-
bladen langwerpig, spits pijlvormig geoord; kroonbladen iets langer dan de kelk; bloemstelen tenger, opge-
rigt, langer dan het hauwtje. Bunias Cochlearioïdes. Willd.
Verklaring der afbeelding: a , b, c , bloem; d vruchtje, e zaad.
Groeiplaats. Evenals de Bunias orientalis L (N°. 1366) is ook deze plant in den nieuweren tijd uit Azië
over Europa verspreid. Oorspronkelijk is zij in vochtige streken van de woestenijen ten noorden der Caspische
Zee, Caucasië en zuidelijk -Perzië, Palestina, en heeft zich van daar verspreid over zuidelijk en midden-
Europa, waar zij hier en daar op bouwlanden, ruigten en langs de kanten van velden voorkomt.
In het begin der vorige eeuw is zij in Frankrijk verschenen; thans is zij tot Spanje en Portugal, Sicilië,
de Jonische eilanden, westelijk Duitschland en België gevonden.
Nederland. Tot dusver alleen op den St. Pietersberg in Limburg, op Nederlandsch grondgebied, het eerst
vermeld in 1874, door Verheggen. Buil. Soc. Royale de Bot. de Belg. XIV, 47.
Het voorgestelde exemplaar, afkomstig van den St. Pietersberg, is ons aangeboden door den Heer H. W.
Groll , in 1885.